Blokpolitiek

Blokpolitiek is een coöperatievorm van zelfstandige politieke partijen die samenwerking zoeken met behoud van eigen identiteit.
Politieke verkiezingen

Portaalicoon

Onderdeel van politiek

Zeteltoewijzing:
Geografische eenheden:
Coalitievormen:
Portaal  Portaalicoon  Politiek

In landen met blokpolitiek vormen politieke partijen al vóór de verkiezingen een coalitie in plaats van daarna. Dit leidt er toe dat partijen met vergelijkbare ideeën hun krachten bundelen in twee duidelijke blokken: links (rood) en rechts (blauw).[1] Deze samenwerking, bekend als pre-electorale coalitie of stembusakkoord,[2] stelt hen in staat om sterker te staan tijdens de verkiezingen zonder dat partijfusie nodig is. Hoewel de partijen binnen een blok samenwerken, behouden ze hun eigen identiteit en programma. Omdat deze blokken elkaar vaak afwisselen in de regering, wordt dit systeem in Nederland ook wel een penduledemocratie[3] genoemd. De afwezigheid van blokpolitiek wordt een waaierdemocratie genoemd.[4]

Het begrip blokpolitiek ontstond begin 20e eeuw in Scandinavië[5] en werd voor het eerst gedocumenteerd in Denemarken in 1909.[6] Tussen 1911 en 1918 schakelden Zweden, Denemarken en Noorwegen over van een meerderheidsstelsel naar een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging. Er ontstonden meerdere politieke partijen waardoor de noodzaak tot coalitievorming groter werd. Na de Eerste Wereldoorlog kenmerkte het politieke landschap zich door de opkomst van de sociaaldemocratie en de arbeidersbeweging. Rode partijen werkten samen en positioneerden zich door blokvorming sterk tegenover de gevestigde blauwe partijen die bestonden uit conservatieve en liberale krachten.[5] Deze waardenstrijd zette zich voort na de Tweede Wereldoorlog, waarbij de politieke blokken verder vorm kregen. Dit leidde tot de blokpolitiek die tot op de dag van vandaag kenmerkend is voor het Scandinavische politieke systeem.

Blokpolitiek wordt toegepast in landen met evenredige vertegenwoordiging. Op die manier combineert het de dynamiek van een tweepartijensysteem (zoals in de Angelsaksische landen met een meerderheidsstelsel zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië) met de diversiteit van een meerpartijenstelsel. Kiezers hebben directe invloed op welke coalitie de regering zal vormen afhankelijk van welk blok de meerderheid behaalt, waardoor regeringsvorming snel en transparant verloopt. Bovendien is de democratische verantwoording groot, omdat kiezers eenvoudig kunnen kiezen voor een andere partij en/of ander blok als ze ontevreden zijn met het huidige beleid. Hierdoor hebben kiezers invloed op de machtsverhoudingen binnen elk blok, in tegenstelling tot tweepartijensystemen waar interne partijbeslissingen de richting bepalen.[7]

In de meest pure vorm bestaat blokpolitiek uit de volgende kenmerken:

  • Twee dominante partijen: In landen met blokpolitiek wordt de politieke arena gedomineerd door twee grote partijen, vaak geassocieerd met verschillende kleuren, zoals rood en blauw. Deze partijen leiden de blokken en wanneer een blok de verkiezingen wint, leveren de kleinere partijen van het blok bewindslieden of gedoogsteun.
  • Inclusieve partijvertegenwoordiging: Om een meerderheid te behalen en de verkiezingen te winnen, zijn alle partijen binnen een blok nodig. Dit betekent dat ook kleine partijen en partijen aan de uitersten van het politieke spectrum invloed hebben op het beleid, omdat hun steun nodig is om verkiezingen te winnen.
  • Strijd om leiderschap: Elk blok kiest voorafgaand aan de verkiezingen een leider die kandidaat is voor het premierschap, vergelijkbaar met het systeem in de Verenigde Staten. Na de verkiezingen is het snel duidelijk welk blok en welke leider de macht krijgt, wat zorgt voor een soepele overgang van de macht.
  • Negatief parlementarisme: Een regering hoeft enkel op te stappen wanneer een meerderheid tegen haar is.[8] Dit zorgt er voor dat als een blok een meerderheid behaalt, deze de verkiezingen heeft gewonnen en de ruimte krijgt om een regering te vormen.
  • Snelle regeringsvorming: Omdat elk blok voor de verkiezingen een concept-regeerakkoord opstelt, kan de vorming van een nieuwe regering snel plaatsvinden,[9] ongeacht welk blok wint. De contouren van het beleid zijn namelijk al vóór de verkiezingen bepaald.
  • Minderheidsregeringen: Partijen binnen het winnende blok regeren ofwel mee of leveren gedoogsteun.[10] Dit wordt in Denemarken parlementaire basis genoemd en levert de stabiliteit die minderheidsregeringen gebruikelijk maakt. Deze regering kent flexibiliteit maar dient voor elke beslissing opnieuw een meerderheid te vinden.[11]
  • Volledige machtswisseling: Als een ander blok de verkiezingen wint, wordt de hele regering vervangen. Er nemen geen zittende partijen plaats in het nieuwe kabinet, wat leidt tot duidelijk verschillende beleidsperiodes afhankelijk van welk blok aan de macht is.
  • Eén wetgevend orgaan: In systemen met blokpolitiek is er vaak maar één wetgevend orgaan (unicameralisme). Dit betekent dat er geen senaat is om wetgeving te blokkeren[12] wat het wetgevingsproces efficiënter maakt.

Blokpolitiek is een politiek systeem dat gericht is op de bevordering van coalitievorming en samenwerking tussen politieke partijen met vergelijkbare ideologische standpunten. In dit systeem staan compromis en onderhandelingen centraal, waarbij geen enkele partij bij voorbaat wordt uitgesloten van deelname aan de coalitie. Ook kleinere partijen spelen een essentiële rol binnen de blokken, aangezien hun steun vaak onmisbaar is voor het bereiken van een parlementaire meerderheid.

Een kenmerkend aspect van blokpolitiek is de intensieve discussie binnen de coalities over gevoelige onderwerpen zoals klimaatbeleid, immigratie, en herverdeling van middelen. Deze uitgebreide onderhandelingen zorgen ervoor dat de uiteindelijke beleidsvorming niet alleen breed gedragen wordt, maar ook effectief is. Partijen aan de politieke flanken voelen vaak de noodzaak om hun meer radicale standpunten te matigen om deel te kunnen nemen aan de coalitie, wat bijdraagt aan de stabiliteit van het politieke landschap.

Het systeem van blokpolitiek wordt vaak geprezen als model om het politieke conflict tussen verschillende politieke krachten vorm te geven.[13] Het systeem toont aan dat diversiteit in politieke standpunten niet noodzakelijkerwijs leidt tot fragmentatie, maar juist kan bijdragen aan evenwichtige en stabiele beleidsvorming. Bovendien kan het systeem de polarisatie verminderen doordat populistische partijen hun extremere posities moeten bijstellen om coalitievorming mogelijk te maken. Dit leidt tot een functionele en stabiele democratie, waar politieke waardenstrijd en samenwerking hand in hand gaan.

Waaierdemocratie

[bewerken | brontekst bewerken]
In een penduledemocratie wisselen links en rechts elkaar af terwijl een waaierdemocratie geregeerd wordt door middencoalities.
In een penduledemocratie zoals de Verenigde Staten wisselen links en rechts elkaar af terwijl een waaierdemocratie zoals Nederland geregeerd wordt door middencoalities.

In 1967 schreef de PvdA-politicus Ed van Thijn over de mechanismen van blokpolitiek, wat hij penduledemocratie noemde. Het tegenovergestelde of de afwezigheid van een penduledemocratie noemde hij een waaierdemocratie die volgens hem uiteindelijk uitmondt in een tangdemocratie.[14]

Waar penduledemocratie gekenmerkt wordt door twee grote blokken, kent een waaierdemocratie door zijn versnippering een ongekend aantal coalitiemogelijkheden. Het is een systeem dat bestaat uit meerdere partijen waarbij de grootste partij doorgaans de verkiezingen wint. De politieke macht wordt vervolgens verdeeld over meerdere middenpartijen. Een gevolg van deze middencoalities is dat onvrede zich enkel kan uiten via de flanken van het politieke spectrum. Anti-systeempartijen aan de uitersten van het politieke spectrum kunnen groeien doordat ze zich profileren tegen brede middencoalities.[15]

Een waaierdemocratie kan evolueren naar een tangdemocratie, doordat extremen aan de flank van het politieke spectrum steeds meer invloed krijgen.[16] Deze extremen vormen als het ware een tang rondom de centrumpartijen. Hierdoor krijgen de centrumpartijen steeds meer moeite om stabiele coalities te vormen zonder de steun van de extremen, wat leidt tot een meer gepolariseerd politiek landschap. Als de extremen sterk genoeg worden, kunnen ze de politiek domineren, wat uiteindelijk kan leiden tot een tangdemocratie. Echter, dit proces is niet onvermijdelijk.

Het eerste middel dat vaak toegepast wordt binnen een waaierdemocratie is uitsluiting van flankpartijen door middel van een cordon sanitaire. Wanneer er toch een tangdemocratie ontstaat, domineren anti-systeempartijen de traditionele middenpartijen. Deze impasse kan voorkomen of doorbroken worden door blokvorming.[17] Als zo'n blok de verkiezingen wint, kan dit leiden tot de transitie naar een penduledemocratie, gekenmerkt door regelmatige machtswisselingen tussen twee blokken.

Landen met blokpolitiek

[bewerken | brontekst bewerken]
Land Positie op de

Democratie-index (2023)

Traditioneel dominante

linkse partij

Traditioneel dominante rechtse partij Kiesdrempel Aantal

partijen

Laatste kabinet op basis van blokmeerderheid Unicameralisme sinds
Noorwegen 1 Arbeiderspartiet Høyre 0% (4% blokkeerlimiet) 10 2021-heden 2009[18]
Nieuw-Zeeland 2 Labour National 5% 6 2023-heden 1951[19]
Zweden 4 Socialdemokraterna Moderaterna 4% 8 2022-heden 1971[20]
Denemarken 6 Socialdemokraterne Venstre 2% 12 2019-2022 1953[21]
De uitslag van de Noorse verkiezingen in 2021 weergegeven in blokken. Het rode blok geleid door Jonas Gahr Støre van de Sociaal-democraten.won 100 zetels en versloeg daarmee het blauwe blok geleid door Erna Solberg van de liberalen.[22]

In Noorwegen is het politieke spectrum traditioneel verdeeld in een rood blok, geleid door Arbeiderspartij, en een blauw blok onder leiding van de liberale Høyre.[23] Deze blokken hebben zich sinds de jaren '70 gevormd toen samenwerking tussen partijen noodzakelijk werd vanwege het ontbreken van een absolute meerderheid voor één partij.

De volgende blokken zijn ontstaan:

  • Arbeidersblok (rood): Arbeiderspartij (Sociaaldemocratie en progressieve politiek), Socialistisk Venstreparti (socialisme en milieubeleid), Centrumpartij (agrarisme en decentralisatie) en Milieupartij de Groenen (milieu en duurzaamheid).
  • Burgelijke blok (blauw): Høyre (conservatisme en economische liberalisering), Fremskrittspartiet (libertarisme en strenge immigratiepolitiek), Venstre (klassiek liberalisme en groene politiek) en de Christelijke Volkspartij (christendemocratie en conservatieve waarden).

Nieuw-Zeeland

[bewerken | brontekst bewerken]
De uitslag van de Nieuw-Zeelandse verkiezingen in 2023 weergegeven in blokken. Het centrum-rechtse blok geleid door Christopher Luxon van National behaalde een ruime overwinning op het centrum-linkse blok geleid door Chris Hipkins van Labour.

In Nieuw-Zeeland zijn politieke partijen geclusterd in een centrum-links en een centrum-rechts blok. Tot de jaren negentig gebruikte Nieuw-Zeeland een meerderheidsstelsel, waardoor de twee partijen Labour en National domineerden. In 1996 transformeerde het politiek landschap door invoering van een vorm van evenredige vertegenwoordiging (mixed-member proportional representation). Het zorgde voor een grotere vertegenwoordiging van kleinere partijen waardoor coalitieregeringen ontstonden. Om stabiele regeringscoalities veilig te stellen zochten de twee grote partijen echter direct vaste bondgenootschappen met de kleine partijen. Uitzondering op deze regel is het populistische New Zealand First dat meestal met centrum-rechts regeert, maar soms ook met centrum-links.

De volgende blokken ontstonden na de hervorming van het kiesstelsel in 1996:

  • Centrum-links blok: Labour Party (sociaaldemocratie en progressief beleid), Groene partij (milieuvraagstukken en sociale rechtvaardigheid) en Māori-partij (met name Māori-belangen).
  • Centrumrechts blok: National (vrijemarktbeleid en conservatisme) en ACT Nieuw-Zeeland (neoliberale economie en individuele vrijheden) en New Zealand First (populisme en nationalisme).
De uitslag van de Zweedse verkiezingen in 2022 weergegeven in blokken. Het burgerlijke blok geleid door Ulf Kristersson van de Gematigden won met 1 zetel verschil van het rood-groene blok geleid door Magdalena Andersson van de Sociaal-democraten.

Zweden kent sinds 1945 een sterke traditie van blokpolitiek, maar deze werd tijdelijk doorbroken tussen 2014 en 2022.[24] In 2010 maakten de radicaal-rechtse Zweden-Democraten voor het eerst hun intrede in de Rijksdag met 20 zetels. Bij de verkiezingen van 2014 groeiden ze naar 49 zetels, wat leidde tot het ontstaan van een derde blok. Omdat geen van de traditionele blokken bereid was om met hen samen te werken, kon geen van de blokken nog zelfstandig een meerderheid behalen. Dit dwong hen op zoek te gaan naar alternatieve meerderheden.

Er trad een verschuiving op na de verkiezingen van 2018 toen de Centrumpartij ervoor koos om de sociaal-democratische premier te steunen in plaats van samen te werken met radicaal-rechts.[25] Dit leidde er toe dat de rechtse oppositie geleidelijk nauwer samen ging werken met de Zweden-Democraten.[26] In het najaar van 2021 namen de Zweden-Democraten voor het eerst deel aan de besprekingen over de staatsbegroting. Bij de verkiezingen van 2022 won het blauwe blok met behulp van de Zweden-democraten als gedoogpartner met één zetel verschil, ondanks het vertrek van de Centrumpartij.

Vanaf 2022 bestonden de politieke blokken in de Zweedse Rijksdag uit:

De uitslag van de Deense verkiezingen in 2019 weergegeven in blokken. Het rode blok geleid door Mette Frederiksen van de Sociaal-democraten won ruim van het blauwe blok geleid door Lars Løkke Rasmussen van de liberale partij Venstre.

De term blokpolitiek werd in Denemarken voor het eerst genoemd in 1909[1] en is niet altijd even vaak gebruikt in de Deense politiek. In de jaren '50 kwam er een intensieve samenwerking van de liberalen en de conservatieven op gang om de dominantie van de rode partijen te doorbreken.[27] De termen "rood en blauw blok" raakten echter pas veel later wijdverspreid. Ze verschenen voor het eerst in een Deens dagblad in 1994, toen Venstre's toenmalige voorzitter Uffe Ellemann-Jensen verklaarde: "Wij stellen voor dat de kiezers deze keer daadwerkelijk kunnen kiezen tussen een blauw en een rood blok. De kiezers worden geconfronteerd met een duidelijke keuze." De uitdrukkingen sloegen echter pas vijftien jaar later echt aan, toen ze op grote schaal werden gebruikt in het algemene verkiezingsjaar van 2011 en sindsdien gevestigde uitdrukkingen zijn geworden in het Deense politieke taalgebruik.[28]

Er bestaat echter geen volledige overeenstemming over de afbakening van de Deense politieke blokken.[29] Analyse-instituten als Voxmeter en media als Berlingske hanteren de onderstaande verdeling van de partijen in blokken, o.a. bij de publicatie van opiniepeilingen:[30][29][31]

Deense politicologen bestuderen vaak de mate van blokpolitiek in Denemarken door het stemgedrag van de partijen te onderzoeken van wetsvoorstellen in het Deense parlement.[35] Tussen 1988 en 2018 werd 0 tot 25% van de wetten aangenomen door de de politieke blokmeerderheid die achter de regering staat (de parlementaire basis). Bij 30 tot 45 % van de wetsvoorstellen was er sprake van steun van ten minste één partij uit de oppositie.[36] Dit laatste komt dat doordat een groot deel van de wetsvoorstellen geen feitelijke politieke meningsverschillen bevatten, maar een meer technisch karakter hebben.

De uitslag van de Nederlandse verkiezingen in 1972 weergegeven met progressief stembusakkoord. Het rode blok geleid door Joop den Uyl van de PvdA won ruim. Door de linkse blokvorming kregen de relatief kleine PPR en D66 een plek in de regering.

Nederland kent door de verzuiling van oudsher drie dominante partijen in plaats van de twee die nodig zijn voor blokpolitiek. Daarnaast kent de Nederlandse politiek, door de afwezigheid van kiesdistricten, een grote mate van versplintering. In deze omstandigheden was de progressieve samenwerking in Nederland in de jaren '70 de enige aanzet in de richting van blokpolitiek. Deze samenwerking leidde tot het stembusakkoord Keerpunt 1972[37] waarmee drie progressieve partijen gezamenlijk de Tweede Kamerverkiezingen van 1972 ingingen.

Aanvankelijk was het de bedoeling om ook de PSP bij de alliantie te betrekken, maar dit liep stuk op bezwaren vanuit D66. Wel werd de mogelijkheid opengelaten dat confessionele politici zouden kunnen toetreden tot een te vormen kabinet. Behalve het gezamenlijke programma vormden de drie partijen het schaduwkabinet-Den Uyl met een aantal schaduwministers onder leiding van Joop den Uyl. De progressieve alliantie haalde bij de verkiezingen 56 zetels. Dit was weliswaar een ruime winst op de KVP, maar te weinig voor een meerderheidskabinet. De verkiezingen leidden tot de vorming van het centrum-linkse kabinet-Den Uyl onder leiding van PvdA-premier Joop den Uyl, waaraan behalve de PvdA, PPR en D66 ook KVP en ARP deelnamen.

Hoewel Keerpunt 1972 een significant historisch moment was voor de Nederlandse politiek, zijn in de 20e eeuw geen soortgelijke samenwerkingen meer ondernomen. In de 21e eeuw werd de linkse samenwerking weer op de agenda gezet door GroenLinks. Dit leidde uiteindelijk tot een samenwerkingsverband met de Partij van de Arbeid in 2022. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 vormden zij een een gezamenlijke kandidatenlijstonder de naam GroenLinks-PvdA.[38]

In Duitsland is er door historische gevoeligheden geen sprake van blokpolitiek, maar eerder van een systeem dat omschreven kan worden als een waaierdemocratie met voorkeursduo's. In dit systeem werken bepaalde partijen traditioneel samen, maar zijn er geen vaste blokken. Zo vormen de christendemocratische CDU/CSU en de liberale FDP een natuurlijk bondgenootschap aan de rechterzijde van het politieke spectrum, terwijl de sociaaldemocratische SPD aan de linkerkant vaak de voorkeur geeft aan samenwerking met de Groenen.

Bij de vorming van regeringen in Duitsland speelt het cordon sanitaire een belangrijke rol. Dit houdt in dat bepaalde partijen uitgesloten worden van regeringsvorming. Aan de linkerzijde valt Die Linke, een partij die is ontstaan uit een fusie van voormalige SPD-leden en de opvolger van de Oost-Duitse communistische partij, buiten het samenwerkingsbereik van de SPD op nationaal niveau. Aan de rechterkant wordt de Alternative für Deutschland (AfD), een rechts-populistische partij, door geen enkele gevestigde partij als coalitiepartner geaccepteerd. Dit komt doordat hun standpunten in strijd worden geacht met de Duitse grondwettelijke waarden van democratie en mensenrechten.

De afwezigheid van blokpolitiek in Duitsland kan niet los worden gezien van de historische context van het land. De ervaringen uit de Weimarrepubliek, de opkomst van het nazisme, en de deling van Duitsland in Oost en West na de Tweede Wereldoorlog hebben gezorgd voor een politiek systeem dat voorzichtig is met extreme posities. Dit vertaalt zich in een cultuur van coalitievorming die de voorkeur geeft aan gematigde middencoalities.

Wanneer twee partijen een vaste samenwerking vormen, werd dat in Nederland tot 2017 een lijstverbinding genoemd.