Clement Attlee
Clement Attlee | ||||
---|---|---|---|---|
Lord Privy Seal | ||||
Aangetreden | 10 mei 1940 | |||
Einde termijn | 19 februari 1942 | |||
Premier | Winston Churchill | |||
Voorganger | Kingsley Wood | |||
Opvolger | Stafford Cripps | |||
Minister van Posterijen | ||||
Aangetreden | 13 maart 1931 | |||
Einde termijn | 26 augustus 1931 | |||
Premier | Ramsay MacDonald | |||
Voorganger | Hastings Lees-Smith | |||
Opvolger | William Ormsby-Gore | |||
Kanselier van het Hertogdom Lancaster | ||||
Aangetreden | 23 mei 1930 | |||
Einde termijn | 13 maart 1931 | |||
Premier | Ramsay MacDonald | |||
Voorganger | Oswald Mosley | |||
Opvolger | Arthur Ponsonby | |||
Onderminister voor Oorlog | ||||
Aangetreden | 22 januari 1924 | |||
Einde termijn | 4 november 1924 | |||
Premier | Ramsay MacDonald | |||
Voorganger | Wilfrid Ashley | |||
Opvolger | Richard Onslow | |||
Burgemeester van Stepney | ||||
Aangetreden | 10 maart 1919 | |||
Einde termijn | 30 december 1920 | |||
Voorganger | Frederick Miles | |||
Opvolger | Thomas Cahill | |||
Lid Hogerhuis | ||||
Aangetreden | 15 december 1955 | |||
Einde termijn | 8 oktober 1967 | |||
Lid van het Lagerhuis voor West-Walthamstow | ||||
Aangetreden | 23 februari 1950 | |||
Einde termijn | 15 december 1955 | |||
Voorganger | Valentine McEntee | |||
Opvolger | Edward Redhead | |||
Lid van het Lagerhuis voor Limehouse | ||||
Aangetreden | 15 november 1922 | |||
Einde termijn | 23 februari 1950 | |||
Voorganger | William Pearce | |||
Opvolger | Geen | |||
|
Clement Richard Attlee, Graaf Attlee (Londen, Engeland, 3 januari 1883 – aldaar, 8 oktober 1967) was een Brits politicus van de Labour Party en premier van het Verenigd Koninkrijk van 1945 tot 1951.
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]Attlee was van beroep advocaat. In 1908 trad hij toe tot de socialistische Labour Party. Hij diende in de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk en het Midden-Oosten waar hij opklom tot de rang van majoor en ernstig gewond raakte. In 1921 huwde hij met Violet Milar en samen kregen ze vier kinderen. Attlee studeerde aan de Universiteit van Oxford.
Van 1922 tot 1955 zetelde hij in het House of Commons. In 1922 werd hij ook de privésecretaris van Labourleider Ramsay MacDonald. Onder MacDonald was hij van 1930 tot 1931 kanselier van het hertogdom van Lancaster en daarna was hij in 1931 enkele maanden Algemeen Postmeester.
Nadat in 1931 National Labour onder leiding van Ramsay MacDonald zich afscheurde van de Labourpartij en samen met de conservatieven en liberalen een regering vormden, werd hij in 1932 ondervoorzitter van zijn partij. Vervolgens werd hij in oktober 1935 partijleider en bleef dit tot in 1955. Van 1935 tot 1940 was hij in deze functie leider van de oppositie. Hij was een uitgesproken tegenstander van het fascisme en de appeasementpolitiek van Neville Chamberlain.
Na de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog vormde Winston Churchill in mei 1940 een nationale regering. In deze regering werd Attlee van 1940 tot 1942 Lord Privy Seal, van 1942 tot 1943 minister bevoegd voor de Dominion en van 1943 tot 1945 Lord President of the Council. Tevens was hij van 1942 tot 1945 vicepremier. Hierdoor speelde hij als vervanger van Churchill en als leidinggever van werkgelegenheid en andere burgerzaken een cruciale rol tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Ondanks zijn natuurlijke bescheidenheid en laconieke stijl van spreken, won Clement Attlee na de oorlog in 1945 de verkiezingen van Winston Churchill en werd zo de eerste minister-president van de Labour-partij die een volledige parlementaire termijn diende, en de eerste die een meerderheid in het Lagerhuis had. Hij was premier van 26 juli 1945 tot 26 oktober 1951. Ook bekleedde hij van 1945 tot 1951 de functie minister van Financiën. De regering die hij leidde voerde de welzijnsstaat in, onder meer door de invoering van de National Health Service in 1948, en nationaliseerde openbare instellingen om een beleid tot stand te brengen dat goedgekeurd werd door alle partijen.[bron?] Hij ving ook de dekolonisatie van het Britse imperium aan met het verdrag van de Indische onafhankelijkheid. In 2004 werd hij verkozen tot succesvolste Britse premier van de 20e eeuw in een opiniepeiling onder politieke academici, die door MORI en de Universiteit van Leeds werd georganiseerd.[1]
Na de verkiezingen van 1951 belandde Labour terug in de oppositie, waarna Attlee van 1951 tot 1955 opnieuw oppositieleider was. In november 1955 stopte hij als partijleider en verliet de politiek, waarna koningin Elizabeth II hem als graaf Attlee in de adelstand verhief. Hierdoor zetelde hij tot aan zijn dood in het Hogerhuis. In 1967 overleed hij aan de gevolgen van een longontsteking.
Voorganger: Oswald Mosley | Kanselier van het Hertogdom Lancaster 1930–1931 | Opvolger: Arthur Ponsonby |
Voorganger: Hastings Lees-Smith | Minister van Posterijen 1931 | Opvolger: William Ormsby-Gore |
Voorganger: Kingsley Wood | Lord Privy Seal 1940–1942 | Opvolger: Stafford Cripps |
Voorganger: Robert Gascoyne-Cecil | Minister voor Dominion Zaken 1942–1943 | Opvolger: Robert Gascoyne-Cecil |
Voorganger: Eerste | Vicepremier 1942–1945 | Opvolger: Herbert Morrison |
Voorganger: John Anderson | Lord President of the Council 1943–1945 | Opvolger: Frederick Marquis |
Voorganger: Winston Churchill | Minister van Defensie 1945–1946 | Opvolger: Albert Victor Alexander |
Voorganger: George Lansbury | Partijleider van de Labour Party 1935–1955 | Opvolger: Herbert Morrison |
Voorganger: Winston Churchill | Premier van het Verenigd Koninkrijk Kabinet-Attlee I Kabinet-Attlee II 1945–1951 | Opvolger: Winston Churchill |