Elisabeth van Hessen-Marburg

Elisabeth van Hessen-Marburg
1466–1523
Geboren mei 1466
Marburg
Overleden 7 of 17 januari 1523
Keulen
Vader Hendrik III ‘de Rijke’ van Hessen-Marburg
Moeder Anna van Katzenelnbogen
Dynastie Huis Hessen
Broers/zussen Frederik, Lodewijk ‘de Jongere’, Willem III ‘de Jongere’, Mathilde, Hendrik
Partner Johan V van Nassau-Siegen
Kinderen Hendrik III, Johan, Ernst, Willem I ‘de Rijke’, Elisabeth, Maria

Wapen van de landgraven van Hessen-Marburg

Elisabeth van Hessen-Marburg (Marburg, mei 1466[1][2][3][4]Keulen, 7 of 17 januari 1523[3][noot 1]), Duits: Elisabeth Landgräfin von Hessen-Marburg, was een landgravin uit het Huis Hessen en door huwelijk gravin van Nassau-Siegen. Ze was erfdochter van het graafschap Katzenelnbogen, welk graafschap na het overlijden van haar broer zowel door haar en haar echtgenoot als door de landgraven van Hessen werd geclaimd. De rechtsstrijd om het graafschap Katzenelnbogen tussen het Huis Nassau en het Huis Hessen duurde tot lang na haar overlijden en staat bekend als de Katzenelnbogische Erbfolgestreit.

Katzenelnbogen in 1655

Elisabeth was de oudste dochter van landgraaf Hendrik III ‘de Rijke’ van Hessen-Marburg en Anna van Katzenelnbogen,[1][2][4][5] dochter van graaf Filips ‘de Oudere’ van Katzenelnbogen en Anna van Württemberg.[1]

Graaf Filips ‘de Oudere’ van Katzenelnbogen, Elisabeths grootvader van moederszijde, had twee zoons. De oudste zoon, Filips ‘de Jongere’, was gehuwd met Odilia van Nassau-Siegen, maar overleed al in 1453. De tweede zoon, Everhard, overleed drie jaar later. Nadat Filips ‘de Oudere’ in 1471 weduwnaar geworden was, hertrouwde hij op 72-jarige leeftijd in 1474 met de 32 jaar oude Anna van Nassau-Siegen, een nicht van zijn schoondochter.[6] Het huwelijk van Filips ‘de Oudere’ en Anna van Nassau-Siegen bleef kinderloos, zodat bij zijn overlijden in 1479 het graafschap Katzenelnbogen werd geërfd door zijn dochter Anna en haar echtgenoot Hendrik III ‘de Rijke’ van Hessen-Marburg, de ouders van Elisabeth.[7]

Elisabeth huwde in Marburg op 11 februari 1482[1][2][3][4] met graaf Johan V van Nassau-Siegen (Breda, 9 november 1455[1][2][3][4][5][8][9]Slot Dillenburg, 30 juli 1516[8][9][noot 2]), de jongste broer van haar stiefgrootmoeder. Bij het huwelijk deed Johan afstand van aanspraken op Elisabeths erfenis, met uitzondering van de erfenis van haar moeder.[5]

Elisabeths vader overleed in 1483, hij werd opgevolgd door zijn zoon Willem III ‘de Jongere’.[7] Deze bepaalde dat zijn zusters Elisabeth en Mathilde met 50.000 florijnen gecompenseerd moesten worden. Daartegen protesteerde Johan in naam van zijn vrouw in 1488.[5] Willem III ‘de Jongere’ overleed in 1500 zonder wettige kinderen.[5][7] Diens landgraafschap Hessen-Marburg werd geërfd door landgraaf Willem II ‘de Middelste’ van Hessen-Kassel. Mathilde zag af van haar erfenis, zodat Elisabeth de enige erfdochter van Katzenelnbogen bleef.[7] Inderdaad maakte Elisabeth aanspraak op alle nagelaten landen van haar broer en Johan nam ook onmiddellijk de titel graaf van Katzelnbogen aan. Maar toen de onderhandelingen met Willem II ‘de Middelste’ van Hessen-Kassel begonnen, legde hij die titel weer neer.[5] Voor zowel Hessen als Nassau was het graafschap Katzenelnbogen een begeerlijke erfenis, niet alleen vanwege de rijkdom, maar ook vanwege de geografische ligging.[7] Katzenelnbogen lag tussen de Taunus en de Lahn en was door het bezit van een groot aantal Rijntollen tussen Mainz en de grens met de Nederlanden zeer rijk.[6]

Op 24 mei 1500 verbood rooms-koning Maximiliaan I Willem II ‘de Middelste’ de graafschappen Katzenelnbogen en Nassau aan te tasten. Ook ontving Johan van de hertog van Gulik en de abdij van Prüm enkele lenen van Katzenelnbogen.[5] De spanningen tussen Hessen en Nassau namen toe toen Willem II ‘de Middelste’, zonder acht te slaan op de rechten van Elisabeth, bezit nam van Katzenelnbogen.[10] Alle pogingen van Johan om hun rechten te verwerven bleven vruchteloos, ondanks verscheidene minnelijke onderhandelingen. De zaak met geweld tot een oplossing te brengen tegen het machtige Huis Hessen kwam niet in hem op.[5] Daarom diende Johan een klacht in bij het Rijkskamergerecht. In 1507 deed dat gerecht uitspraak, waarbij de helft van het graafschap aan Elisabeth werd toegewezen. Willem II ‘de Middelste’ weigerde die uitspraak te aanvaarden. Het leidde tot een halve eeuw durende, moeizame en kostbare rechtsstrijd tussen Hessen en Nassau die als de Katzenelnbogische Erbfolgestreit bekend staat.[10]

Omdat Engelbrecht II van Nassau-Breda, de zwager van Elisabeth, geen wettige kinderen had, haalde hij in 1499 Elisabeths oudste zoon Hendrik naar zijn hof in Breda en Brussel, zorgde voor zijn verdere opvoeding en benoemde hem tot zijn erfgenaam. Hendrik volgde zijn oom na diens overlijden in 1504 op in al diens bezittingen.[11][12][13][14][15]

Johan overleed op 30 juli 1516 en werd begraven in de crypte van de Sint-Johanneskerk van het door hem gestichte Franciscanerklooster in Siegen.[16] Hij werd opgevolgd door zijn zoon Willem I.[2][5][13][17] Elisabeth overleed op 7 of 17 januari 1523 in Keulen. Daar bezaten de graven van Nassau een huis (‘das achte Haus von der Goltgassenecken nach St. Cunibert hin’), dat voor hun de verbinding tussen de bezittingen in de stamlanden in Duitsland en de Nederlanden eenvoudiger maakte.[18] Elisabeth werd begraven bij haar echtgenoot.[16] In 1836 werden beiden herbegraven in de Mariakerk in Siegen.[17]

Uit het huwelijk van Elisabeth en Johan V werden de volgende kinderen geboren:[2][3][4][8][9][19]

  1. Hendrik III (Siegen, 12 januari 1483 – Kasteel Breda, 14 september 1538), volgde in 1504 zijn oom Engelbrecht II op.
  2. Johan (Burcht Tringenstein, 3 november 1484 – 15 augustus 1504?).
  3. Ernst (Dillenburg, 9 april 1486 – 12 oktober 1486, begraven in Feldbach).
  4. Willem I ‘de Rijke’ (Dillenburg, 10 april 1487 – Slot Dillenburg, 6 oktober 1559), volgde in 1516 zijn vader op.
  5. Elisabeth (1488 – Dillenburg, 3 juni 1559), huwde in Siegen in februari 1506 met Johan van Runkel, graaf van Wied (1485 – 18 mei 1533).
  6. Maria (Vianden, februari 1491 – Siegen, 1547), huwde in Siegen in februari 1506 met graaf Jobst I van Holstein-Schauenburg-Pinneberg (1483 – 5 juni 1531).

De dubbelbruiloft van Elisabeth en Maria werd gehouden op Slot Siegen. Er werd ook feestmaal gehouden in het raadhuis in Siegen waarbij beide bruidsparen aanwezig waren. Dat feest met de magistraten van de stad werd door de vader van de bruiden betaald, het stadsbestuur schonk voor het feestmaal 16 ossen en 19 varkens.[16]

Voorouders van Elisabeth van Hessen-Marburg
Betovergrootouders Lodewijk II van Hessen
(?–1345)
⚭ 1340
Elisabeth van Sponheim
(?–?)
Frederik V van Neurenberg
(1333–1398)
⚭ 1350
Elisabeth van Meißen
(1329–1375)
Frederik III ‘de Strenge’ van Meißen
(1332–1381)
⚭ 1344
Catharina van Henneberg
(?–1397)
Hendrik II ‘de Milde’ van Brunswijk-Lüneburg
(?–1416)
⚭ 1388
Sophia van Pommeren
(?–1406)
Diederik VIII van Katzenelnbogen
(?–1402)
⚭ 1361
Elisabeth van Nassau-Wiesbaden-Idstein
(?–1389)
Everhard van Katzenelnbogen
(?–1403)
⚭ 1367
Agnes van Diez
(?–1399)
Everhard III ‘de Milde’ van Württemberg
(ca. 1364–1417)
⚭ 1380
Antonia Visconti
(ca. 1360–1405)
Hendrik II de Montfaucon
(ca. 1366–1396)
⚭ 1383
Maria van Châtillon
(?–1394)
Overgrootouders Herman II ‘de Geleerde’ van Hessen
(ca. 1342–1413)
⚭ 1383
Margaretha van Neurenberg
(ca. 1363–1406)
Frederik I ‘de Strijdbare’ van Saksen
(1370–1428)
⚭ 1402
Catharina van Brunswijk-Lüneburg
(?–1442)
Johan III van Katzenelnbogen
(?–1444)
⚭ 1383
Anna van Katzenelnbogen
(?–1439)
Everhard IV ‘de Jongere’ van Württemberg
(1388–1419)
⚭ 1397/98
Henriëtte van Montfaucon
(1387–1444)
Grootouders Lodewijk III ‘de Vreedzame’ van Hessen
(1402–1458)
⚭ 1433
Anna van Saksen
(1420–1462)
Filips ‘de Oudere’ van Katzenelnbogen
(ca. 1402–1479)
⚭ 1422
Anna van Württemberg
(1408–1471)
Ouders Hendrik III ‘de Rijke’ van Hessen-Marburg
(1440–1483)
⚭ 1458
Anna van Katzenelnbogen
(1443–1494)
[bewerken | brontekst bewerken]