Erhard Raus

Erhard Raus
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Volledige naam Erhard Raus
Geboren 8 januari 1889
Wolframitz Zuid-Moravië
Overleden 3 april 1956
Wenen
Rang Veldmaarschalk
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Erhard Raus was een Oostenrijkse officier en Duitse generaal-veldmaarschalk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was, samen met Alexander Löhr en Lothar Rendulic, een van de drie Oostenrijkers die tot de rang van generaal-veldmaarschalk opklommen in de Wehrmacht.

Erhard Raus voltooide op 18-jarige leeftijd de Kadettenschool Königsfeld bij Brno en kwam vervolgens bij het Veldjagersbataljon 20 in Cormòns. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd hij ingezet aan het Oostfront in Zuiden van Polen en werd commandant van het fietspeloton van het bataljon.

Op 17 augustus 1918 trouwd hij met zijn vrouw met Anna Morsani.

Na de Eerste Wereldoorlog werd hij opgenomen in het Oostenrijkse leger en kwam hij bij het ministerie van Defensie, waarna hij werd overgeplaatst naar het fietsbataljon in Wenen. Later diende hij als tactiekleraar aan de Infanterieschool.

Vanaf 1934 was hij commandant van de Infanterieschool en sinds eind 1936 kolonel in de generale staf. Tijdens de Anschluss van Oostenrijk in maart 1938 stond hij op het punt om als militair attaché naar Rome te gaan. In plaats daarvan werd hij overgeplaatst naar de staf van het Groepencommando 5 in Wenen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Bij het begin van de oorlog in 1939 werd Raus stafchef van Wehrkreis XVII in Wenen. Op 15 juli 1940 werd hij benoemd tot commandant van het Schützen-Regiment 4, gevolgd door zijn benoeming tot commandant van de 6. Schützen-Brigade op 15 april 1941. Na zijn bevordering tot generaal-majoor op 1 oktober 1941 kreeg hij op 18 november 1941 de opdracht om de 7e Pantserdivisie te leiden, wat echter niet werd uitgevoerd omdat hij op 22 november 1941 de leiding kreeg over de 6e Pantserdivisie, in vervanging van de zieke divisiecommandant Franz Landgraf, die hij leidde in de Slag om Moskou. Dit werd gevolgd door terugtrekkingsgevechten tot Volokolamsk en het "Slakken"-offensief bij Sytsjovka. Op 15 april 1942 werd hij officieel benoemd tot commandant van de pantserdivisie.

Op 1 januari 1943 werd hij bevorderd tot luitenant-generaal en nam op 10 februari 1943 het commando over van het Generalkommando Raus, waarmee hij de herovering van Charkov leidde. Na zijn bevordering tot generaal der pantsertroepen op 1 april 1943 nam hij met zijn korps ook deel aan Operatie Citadel en de terugtrekkingsgevechten in Oekraïne. Op 10 december werd hij, als opvolger van Hermann Hoth, opperbevelhebber van het 4e Pantserleger, gevolgd door zijn benoeming tot opperbevelhebber van het 1e Pantserleger op 1 mei 1944. De bevordering tot generaal-veldmaarschalk vond plaats op 20 september 1944. Van 16 augustus 1944 tot 12 maart 1945 leidde hij het 3e Pantserleger, totdat hij uit zijn functie ontheven werd door Adolf Hitler, omdat het pantserleger de laatste Duitse bruggenhoofden ten oosten van de Oder niet kon behouden door een totale tekort aan munitie, voedsel en brandstof.

Bij het einde van de oorlog belandde Raus in Amerikaanse krijgsgevangenschap, waaruit hij op 30 juni 1947 werd vrijgelaten. In de naoorlogse periode werkte hij als lid van de Duitse afdeling van de historische onderzoeksgroep van het Amerikaanse leger, de Operationele Geschiedenis (Duitse sectie) van de "Historical Division", waar hij verschillende memo's voor de Amerikaanse strijdkrachten opstelde over de bijzonderheden van de Sovjet-oorlogsvoering. In zijn studie over de "Bijzonderheden van de Russische gevechtsvoering" (1950) beoordeelde Raus als een van deze bijzonderheden dat Russische soldaten geen empathie zouden tonen voor gedode kameraden. Hij beschreef de gevechtsstijl van het Rode Leger met de woorden: "De massa bleef voortstromen, totdat de voorraad aan mensen was uitgeput."

Verder leefde hij teruggetrokken met zijn vrouw in Bad Gastein. Raus overleed op 3 april 1956 na een jaar van ziekte aan een longaandoening in een ziekenhuis in Wenen.