Ifugao (volk)
Ifugao | ||||
---|---|---|---|---|
Een Ifugao moeder met kind (1917) | ||||
Totale bevolking | 102.030[1] | |||
Verspreiding | Ifugao | |||
Taal | o.a Amganad-Ifugao, Batad-Ifugao, Mayoyao-Ifugao en Tuwali-Ifugao | |||
Geloof | animistisch | |||
|
De Ifugao zijn een van de 70 inheemse bevolkingsgroepen in de Filipijnen. De Ifugao leven voornamelijk in de gelijknamige provincie Ifugao in het bergachtige noorden van het grootste Filipijnse eiland Luzon. Samen met vijf andere stammen uit de regio worden ze ook wel aangeduid met de verzamelnaam Igorot. De Ifugao zijn net als de andere stammen van de Igorot berucht vanwege hun verleden als koppensnellers.
De Ifugao leefden in het verleden voornamelijk van de rijstbouw. Hun rijstterrassen op de steile hellingen van de Cordillera Central zijn tegenwoordig wereldberoemd. Het meest spectaculaire deel, de rijstterrassen rond Banaue en omgeving, zijn tegenwoordig een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van de Filipijnen en werden in 1995 door de UNESCO op de lijst van werelderfgoed geplaatst.
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]De Ifugao zijn net als de meeste andere bevolkingsgroepen in de Filipijnen van Maleise afkomst. Hun voorouders kwamen enkele duizenden jaren geleden vanuit het vasteland van Zuidoost-Azië en vanaf Indonesië aan op de Filipijnse archipel. Onduidelijk is hoe zij uiteindelijk in Ifugao terecht zijn gekomen. Volgens de oudste theorie hierover, van de Amerikaanse antropoloog Henry Otley Beyer, zijn de voorouders van de Ifugao zo'n 2000 jaar geleden vanuit de kuststrook van de Golf van Lingayen richting het noordoosten getrokken. Daar bouwden zij, met de kennis die zij vanuit vasteland van Azië hadden meegebracht, vervolgens de tegenwoordig beroemde rijstterrassen.[2] Volgens een tweede theorie gebaseerd op oude Spaanse bronnen zijn de voorouders van de Ifugao afkomstig uit de regio rond Magat en zijn ze pas richting Ifugao getrokken na het arriveren van de Spanjaarden in Magat. Volgens deze theorie zijn de rijsterrassen in Ifugao dus ook slechts enkele honderden jaren oud, hetgeen zou verklaren waarom de rijsterrassen pas in latere Spaanse bronnen worden genoemd.[3][4] Een recentere theorie gaat ervan uit dat de Ifugao afkomstig zijn uit het westen van Mountain Province, vanwege opvallende overeenkomsten op het gebied van taal, architectuur, kledingfabricage en -ontwerp en de vele namen en plekken uit die regio die voorkomen in de Ifugao mythen en liederen.[5]
Hoewel de Spanjaarden wel degelijk pogingen hiertoe hebben ondernomen, zijn zij er nooit echt in geslaagd de Ifugao te overheersen en te bekeren tot het christendom. Pas in de laatste helft van de 19e eeuw, zo'n 250 jaar na de kolonisatie van een groot deel van het Filipijnse laagland, maakten de Spanjaarden stap voor stap voortgang met het pacificeren van het Ifugao-gebied. Er werden paden aangelegd, bemande bewakingsposten ingesteld en er werd een hele reeks missieposten gevestigd. In 1851 waren dat missieposten in Mayoyao, Bungian en Silipan, daarna volgden Lagaui (1876), Ibaay (1867), Capaya (1894) en Nangaua bij Kianpan (1896). In 1852 werd de eerste pueblo gesticht. Deze pueblo met de naam Lagaui (het tegenwoordige Lagawe) viel bestuurlijk gezien onder de provincie Nueva Vizcaya. In 1865 volgde de pueblo Ibaay, bij de rivier de Santa Cruz dicht bij het tegenwoordige Pingkian in Kayapa, Nueva Vizcaya. In 1876 bedroeg de geregistreerde bevolking van Lagaui en Ibaay respectievelijk 9268 en 8591 mensen. Ook werden pogingen ondernomen de lokale bevolking van Ifugao te laten verhuizen naar lager gelegen gebieden bij de Magat Gorge in het oosten, die beter te bereiken en te controleren waren. Deze gemeenschappen waren echter na enige tijd weer helemaal verlaten.
Samenleving
[bewerken | brontekst bewerken]Woongebied en gebiedsindeling
[bewerken | brontekst bewerken]Het woongebied van de Ifugao's komt grotendeels overeen met de grenzen van de provincie Ifugao. Daarnaast heeft een grote groep Ifugao zich gevestigd in Baguio in de provincie Benguet. De provincie Ifugao is voor het overgrote deel een zeer bergachtig gebied aan de zuidoostzijde van de Cordillera Central. Door de bergen kent dit gebied, ondanks de tropische ligging, een gematigd klimaat. De provincie bestaat sinds 1982 uit elf gemeenten. De Tuwali's leven van oorsprong in Kiangan, Asipulo, Lagawe, Hingyon en Hungduan. De Ayangan komen uit het gebied rond Banaue en de Mayoyao komen uit Mayoyao en omgeving.
De Ifugao leven in kleine verspreidde nederzettingen dicht bij hun rijstgebieden. Het aantal huizen in dergelijke nederzetting varieert meestal van een tot enkele huizen. In een uitzonderlijk geval bedraagt het aantal huizen enkele tientallen. Alle bewoners van een nederzetting zijn onderling verbonden door familiebanden. Dit is dan ook een duidelijk onderscheid van andere Igorot-volkeren, zoals de Bontoc, die wel grotere dorpsgemeenschappen kennen waarbij niet alle dorpsbewoners door familiebanden aan elkaar verwant zijn. Enkele tientallen nederzettingen vormen samen een district (himpuntonaam). Naburige districten die een bepaalde afhankelijkheid van elkaar hebben doordat ze bijvoorbeeld gebruikmaken van dezelfde bron voor irrigatie liggen of hun hout kappen in dezelfde aanliggende bossen vormen samen een agrarisch district. Een agrarische district is de grootste territoriale eenheid die de Ifugao kennen, waarvan er in totaal er meer dan 120 van te onderscheiden zijn. Dergelijke agrarisch districten hadden in vroegere tijden weinig contact met elkaar behalve voor het uitvechten van een bloedige vete of oorlog. Hierdoor ontstonden er ook per agrarisch district verschillen in het gesproken dialect en waren ze in economisch opzicht onafhankelijk van elkaar.
Een doorsnee Ifugao-familie woont in een zogenaamde bale, samen met hun jongeren kinderen. Vanaf een jaar of zes, zeven slapen de kinderen niet meer thuis, maar in speciale slaapzalen (in een zogenaamde agamang). Over het algemeen slapen de jongens en de meisjes in aparte agamans. De gemengde slaapzalen die er zijn, zijn bedoeld voor jonge Ifugao's die van plan zijn te gaan trouwen.
Bevolkingssamenstelling
[bewerken | brontekst bewerken]De Ifugao is een relatief kleine etnische groepering. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren er nog zo'n 50.000 Ifugao's. Tegen het einde van de 20e eeuw was hun aantal gegroeid naar ongeveer 190.000. Door de indeling in ruim 120 autonome agrarische districten, waartussen in het verleden maar weinig contact was, kan de groep Ifugao's worden opgedeeld in evenzoveel verschillende groeperingen. Desondanks worden deze vele tientallen gemeenschappen gewoonlijk in een aantal etnische subgroepen gegroepeerd. Veel genoemde groepen daarbij zijn de Ayangan uit het noorden, oosten en zuidwesten, de Tuwali of Kiangan uit het noordwesten en een wat kleinere groep, de Kalanguya uit het westen van de provincie.[6]
Taal
[bewerken | brontekst bewerken]De opdeling van het Ifugao-gebied in ruim 120 autonome agrarische districten heeft ook gevolgen gehad voor de ontwikkeling van de lokale talen. Door het beperkte onderlinge contact tussen de gemeenschappen uit deze districten zijn er in de meeste daarvan in de loop der tijd ook verschillende dialecten ontstaan. Deze dialecten staan tegenwoordig samen wel bekend als de taal Ifugao. In de gemeenten Kiangan, Mayoyao, Banaue, Lagawe, Hungduan en Hingyon is het Ifugao de dominante taal. In de overige vijf gemeenten is de taal veel minder dominant. In Aguinaldo en Lamut is de situatie wat gemengd. In Alfonso Lista is het Ilocano dominant en in de gemeenten Tinoc en Asipulo is het Kallahan de dominante taal. De vele dialecten die samen de taal Ifugao vormen worden ook wel opgedeeld in drie of vier aparte talen. Een van deze indelingen is de opdeling in de vier talen Amganad-Ifugao, Batad-Ifugao, Mayoyao-Ifugao en Tuwali-Ifugao.[7]
Sociale klassen
[bewerken | brontekst bewerken]De Ifugao samenleving kent drie sociale klassen: Onderaan de sociale ladder staan de armen (nawotwot), dan volgt de middenklasse (tagu) en als laatste de rijke elite (kadangyans). De arme mensen zijn niet in het bezit van rijstvelden, of grote stukken land. Ze werken vaak in dienst van de rijke klasse en helpen bijvoorbeeld in de huishouden, met verzamelen van sprokkelhout of materiaal voor het dak. De middenklasse is wel in het bezit van eigen rijstvelden en kan zich daarmee goed onderhouden. Zij kunnen het zich echter niet veroorloven om belangrijke rituele feesten te sponsoren, waarmee de rijke elite zich onderscheidt van de middenklasse. Wanneer een Ifugaokoppel een huwelijksfeest (uyauy) bekostigt, of een alleenstaande een soortgelijke ritueel feest (balihong), dan behoren zij tot de rijke elite. Deze mensen worden ook wel de immuy-ya-uy genoemd. Helemaal aan de top van de sociale ladder staan de himmagabi. Zij hebben ook al eens een hagabi-ritueel bekostigd.
Cultuur en gebruiken
[bewerken | brontekst bewerken]Literatuur en mythologie
[bewerken | brontekst bewerken]De Ifugao kenden geen geschreven literatuur. De vele Ifugao mythes werden voorgedragen of gezongen. In deze mythes wordt beschreven hoe de Ifugao de wereld om hen heen zien en hoe de eerste man en vrouw ontstonden. Ook worden de vele religieuze rituelen en gebruiken beschreven waarmee de goden en geesten gunstig gestemd kunnen worden. Enkele bekende voorbeelden van de Ifugao mythologie zijn de alim en de hudhud. De hudhud is een bij tijd en wijle zeer emotioneel gezongen ballade die met name in de oogsttijd gezongen door de Ifugao vrouwen en gaat over de romantische avonturen van aliguyon en enkele Ifugao schoonheden onder aanvoering van de heldin Bugan. De hudhud werd in 2005 door de UNESCO opgenomen op de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid en is daarmee een van de twee Filipijnse meesterwerken op deze lijst.
Woningen
[bewerken | brontekst bewerken]Er bestaan vier soorten traditionele Ifugao-huizen. Het meest simpele zijn de abong en de inappel. De abong is een direct op de grond gebouwde hut, terwijl de inappal enigszins verhoogd van de grond wordt gebouwd. Daarnaast kent men nog de alang, een opslagplaats dicht bij de rijstvelden die bedoeld was voor de opslag van gedroogd rijst, maar ook wel werd gebruikt als graf. De abong en de inappal werden meestal gebruikt als tijdelijke schuilplaats tijdens het werk op de rijsterrassen of andere landbouwgronden, maar werden ook wel permanent bewoond wanneer men niet de zogenaamde bale, kon bekostigen. De bale was tot de jaren 70 de meest voorkomende Ifugao-woning en is ondanks het eenvoudige voorkomen tevens de meest complexe Ifugao-woning. De bale is een hut op vier stevige palen van ongeveer 3 meter tot 3,5 meter hoog. De bale kent geen ramen, maar in een enkel geval wel een achter- of zijdeur. Het kenmerkende dak van de bale is piramidevormig en bedekt met dikke en goed isolerende lagen cogon gras. Het dak beschermt tegen de tropische zon en regen en houdt het huis ook in de koele nacht warm. Alle vier de woningen werden door de Ifugao gebouwd zonder het gebruik van moderne gereedschappen. Sinds de jaren 80 is het gebruik van de traditionele Ifugao-woningen sterk verminderd. Veel Ifugao's hebben tegenwoordig huizen, zoals die ook in het Filipijnse laagland veel voorkomen.
Religie en rituelen
[bewerken | brontekst bewerken]Religie bij de Ifugao is een complexe mix van animisme, voorouderverering en magie. De Ifugao geloven dat hun lot in het leven volledig bepaald worden door de wil van hun goden. Om die goden gunstig te stemmen worden bij alle belangrijke momenten in het leven van een Ifugao, zoals ziekte, trouwen of oogsten, goden aangeroepen. Daarbij begint men met de belangrijke goden, zoals Liddum, Punholdayan, Hinumbian, Ampual, Wigan en Yoyog en de belangrijkste god Mah-nongan. Goden worden door de Ifugao beschouwd als goedaardig en vrijgevig, die houden van het goede leven. Ze zijn echter ook snel humeurig en boos, wanneer ze genegeerd of slecht behandeld worden. Een manier om ze gunstig te stemmen is het offeren van dieren, zoals varkens, kippen, karbouwen en het aanbieden van wijn.
Het grootste deel van de Ifugao-mythes betreft religieuze rituelen en gebruiken. Volgens de Ifugao-mythologie is het kosmos ingedeeld in zes gebieden. Vier boven de aarde, de aarde zelf en een onder het aardoppervlakte. In al deze verschillende gebieden worden vele honderden goden onderscheiden, variërend van heel belangrijke tot onbelangrijke goden. Daarnaast vindt men er demonen, monsters, aardmannetjes en geesten die leven in bergen, rivieren, bomen of stenen, maar ook de geesten van de voorouders van de Ifugao zijn alom aanwezig.
- Ziekte
Voor het genezen van ziektes kennen de Ifugao diverse rituelen. Welk ritueel de Ifugao-priester (munbaki) uitvoeren hangt af van de vermoede achterliggende oorzaak van de ziekte. Deze kan volgens de Ifugao namelijk vijf verschillende oorzaken hebben. Het kan worden veroorzaakt doordat de ziel van de patiënt is weggevallen of is weggenomen door een geest. In dat geval moet de Ifugao-priester munbaki op zoek naar de verloren geest en deze terugbrengen met behulp van enkele rituelen. Een andere oorzaak kan zijn dat geesten, zoals de zielen van onthoofde vijanden, de ziel van de zieke wegnemen of zijn lichaam overnemen. De munbaki zal in dit geval enkele kippen offeren voor deze geesten en proberen de verloren ziel terug te halen door de boosaardige geesten te pacificeren, weg te jagen of te bevechten. Wanneer het geesten van onthoofde vijanden betreft wordt in het bos de onthoofde persoon ritueel opnieuw gedood door een pop gemaakt van rijststengels te onthoofden. Een ziekte kan ook worden veroorzaakt door een bovennatuurlijke kracht (funi) of door de ziel van een reeds overleden voorouder. Als laatste kan een ziekte veroorzaakt worden door zwarte magie door de munbaki.
De ziekte wordt bestreden door goden aanbidding en genezingsrituelen door een Ifugao-priester (mombaki) in de hoop dat de ziel van de zieke wordt teruggegeven. Daarbij worden ook altijd dieren geofferd en wijn gedronken om de goden gunstig te stemmen. De god Liddum vaak gebruikt als de belangrijkste intermediair tussen de mensen en de overige goden. Wanneer de poging niet slaagt, overlijdt de patiënt.
Koppensnellen
[bewerken | brontekst bewerken]De Ifugao staan net als de andere volkeren van de Cordillera Central bekend om hun verleden als koppensnellers. De twee belangrijkste redenen voor de Ifugao voor het koppensnellen waren: eerwraak en prestige. Na een moord of ander ernstig misdrijf organiseerde de familie van het slachtoffer een strafexpeditie. De dader of iemand in zijn naaste omgeving werd opgespoord, vermoord en onthoofd, om de eer van de familie hoog te houden. Een dergelijke strafexpeditie lokte uiteraard meestal ook weer een tegenactie uit en dergelijke vetes konden op die manier generaties lang voortduren.
Naast dergelijke wraakacties organiseerden men ook wel aanvallen waarbij een succesvolle afloop het prestige van de veelal jonge deelnemende mannen verhoogde. Bij dergelijke aanvallen, vaak op een veraf gelegen dorp, werd zonder onderscheid te maken gedood. In sommige gebieden, zoals het gebied rond Kiangan werden vrouwen en kinderen gespaard, en verkocht als slaaf, maar andere koppensnellers spaarden ook hen niet.
Behalve de bovengenoemde reden waren er nog meer redenen voor een Ifugao om een kop te snellen. Zo gebeurde het dat men zich bij een sterfgeval in de familie, zoals het overlijden van een moeder tijdens de geboorte, genoodzaakt voelde het hoofd van een vreemdeling te nemen, zodat de ziel van de overledene rust zou kunnen vinden in het hiernamaals. Men geloofde bovendien dat wanneer een dergelijke actie niet zou worden uitgevoerd, het naaste familielid ook ziek zou worden en komen te overlijden
Het koppensnellen werd, zoals alle belangrijke gebeurtenissen in het leven van de Ifugao, omgeven door allerlei gebruiken en rituelen. Vooraf werden dieren geofferd voor de goden. Ook lette men onderweg naar het doel op eventuele slechte voortekenen, zoals een overstekende slang. Een dergelijk voorteken kon een reden zijn de koppensnelexpeditie uit te stellen. Na een succesvolle afloop werd er vijf nachten lang gefeest en gedanst rond de buitgemaakte hoofden, ging het hoofd van het slachtoffer gewoonlijk naar de leider van de expeditie. Het succes van een jager was af te zien aan het aantal oorringen. Elke oorring stond voor een gesneld hoofd. Nadien werden de hoofden begraven in de grond rond het huis van de expeditieleider, waarna ze naar enkele maanden weer werden opgegraven en schoongemaakt. Uiteindelijk kwamen de schedels op prominente plekken in diens huis te hangen, zoals bij de deur of het vuur.
Ook aan de zijde van het slachtoffer werden allerlei rituelen opgevoerd. De familie van het slachtoffer voerde een oorlogsdans (himong) uit en men zwoer wraak te nemen. Later begroef men het slachtoffer in zittende positie met een speer in zijn hand, als teken dat er wraak genomen zou gaan worden. Uiteindelijk voerde men nog een ritueel uit waarmee bepaald werd wie de wraakactie tegen de moordenaars zou moeten leiden. Men zat daarbij in een cirkel rond een dodelijk verwonde kip. De man waar de kip uiteindelijk dood neerviel werd de expeditieleider.
De praktijk van het koppensnellen behoort al geruime tijd tot het verleden. De laatste incidenten vonden in het begin van de 20e eeuw plaats.
Klederdracht
[bewerken | brontekst bewerken]De traditionele klederdracht voor de Ifuago bestond standaard uit een lendendoek (wanoh) voor de man en een rok (ampuyo) voor de vrouw. Soms werd bij de rok ook een soort blouse (lamma) gedragen. Van de lendendoek bestaan meerdere uitvoeringen. In Centraal-Kiangan bijvoorbeeld werd een simpele versie, genaamd mayad, gedragen door de lagere sociale klassen. Daarnaast was er een variant genaamd binuhlan, die met name werd gedragen door de rijke elite en die in verschillende kleren kon zijn uitgevoerd. Ook voor de rok waren diverse uitvoeringen waaraan ook kon worden afgeleid tot welke sociale klassen de dame behoorde. Naast de standaard klederdracht droeg men op feesten en bij speciale rituelen weer andere kleding. Voor feestelijke gelegenheden hadden zowel mannen als vrouwen bovendien nog extra uitdossingsmogelijkheden. Zo kon een man uit Centraal-Kiangan kiezen voor bijvoorbeeld een veren op het hoofd, oorhangers en een bronzen beenplaat(?). Ook droeg men wel een bolo aan een speciale riem, een tas en een speer bij speciale gelegenheden. Vrouwelijke accessoires waren onder andere een bronzen ketting, kralen op het hoofd, oorringen, en kralen om de nek.
Muziek
[bewerken | brontekst bewerken]De Ifugao maken gebruik van diverse soorten slag- snaar- en blaasinstrumenten. Bij ziekte, overlijden of speciale rituelen zoals de hagabi en e uya-uy bespeelt men vaak een bronzen gongs (gangha). Een ander slaginstrument van de Ifugao is de bangibang, een instrument van tropisch hardhout, dat wordt gebruikt op de begrafenis van een vermoord persoon, maar ook het ritueel waarin de geesten van ratten worden weggejaagd. De ayyuding en de babbong zijn de snaarinstrumenten die de Ifugao gebruiken. De ayyuding is een snaarinstrument met vier zes of acht snaren, dat met beide handen bespeeld moet worden om geluid te kunnen produceren. De babbong wordt vaak in de oogsttijd bespeeld door kinderen, omdat men gelooft dat het geluid dat het van rattan gemaakte instrument produceert de groei van planten stimuleert. De bikkung is een dun blaasinstrument dat meestal 's avond voor ontspannende gelegenheden wordt gebruikt. Ook wordt het instrument wel gebruikt door jonge mannen en vrouwen in hun verlovingstijd. Daarnaast kent men ook de neusfluit (ingngiing) en de mondfluit (kupliing of ippiip).
Referenties en noten
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ 2010 Census of Population and Housing, Report No. 2A: Demographic and Housing Characteristics (Non-Sample Variables) - Philippines. Philippine Statistics Authority. Geraadpleegd op 7 October 2020.
- ↑ (en) H.O. Beyer, The Non-Christian People of the Philippines, Census of the Philippines Islands, Bureau of Printing, Manilla (1918)
- ↑ (en) F.M. Keesing, The Ethnohistory of Northern Luzon, Stanford University Press, Stanford (1962)
- ↑ De rijstterrassen worden pas in 1801 voor het eerst beschreven door de dominicaan Juan Molano naar aanleiding van zijn reis naar Kiangan in Ifugao.
- ↑ (en) M. Dulawan, Contributions of Foreign and Local Authors in Writing Ifugao History, Proceedings of the Regional Seminar Workshop on Cordillera Histography, Baguio City (1999)
- ↑ The Effects of Tourism on Culture and the Environment in Asia and the Pacific - Sustainable Tourism and the Preservation of the World Heritage Site of the Ifugao Rice Terraces, Philippines, UNESCO Bangkok (2008)
- ↑ Etnologue report for Ifugaw, Etnologue - Languages of the World, geraadpleegd op 24 november.
Bronnen
[bewerken | brontekst bewerken]- (en) D.C. Worcester, Head Hunters of Northern Luzon National Geographic Magazine, Vol XXIII, pp. 833–930 (sept 1912)
- (en) R.F. Barton, Ifugao Economics, University of California Publications in American Archaeology and etnology Vol 15, No. 5, p. 385-446 (12 april 1922)
- (en) F.M. Keesing, The Ethnohistory of Northern Luzon, Stanford University Press (1962)
- (en) M.A. Dumia, The Ifugao World, New Day Publishers, Quezon City (1979)
- (en) L.E. Newell, Francis Bon'og Poligon, Batad Ifugao Dictionary with ethnographic notes, Linguistic Society of the Philippines, Manilla (1993)
- (en) T. Goda, Cordillera: Diversity in culture change, Social Antropology of Hill People in Northern Luzon, Philippines New Day Publishers, Quezon City (2002)
- (en) Cordillera Schools Group, Ethnography of the Major Ethnolinguistic Groups in the Cordillera , Cordillera Research Foundation (2003)
- (en) The Bale: Traditional Ifugao House[dode link], Website NIKE (Nurturing Indigenous Knowledge Experts) (geraadpleegd 2 november 2010)