Illustere school en Collegium Auriacum te Breda
De Illustre Schole ende Collegium Auriacum tot Breda (Scola Illustris et Collegium Auriacum; Hooghe School en het Oranjisch Collegie te Breda) was een instelling voor universitair onderwijs, die korte tijd, van 1646 tot 1669, in Breda heeft bestaan. In 1637 was Breda ten derden male, en nu definitief, heroverd door de Republiek onder leiding van de stadhouder Frederik Hendrik. Dit succes vormde ook een persoonlijke genoegdoening voor de prins, voor wie de baronie Breda het bijzondere erfgoed van zijn geslacht vormde.[1] De stad mocht nu enigszins in haar oude luister worden hersteld. De prins wenste hier een protestants cultuurcentrum voor Brabant te vestigen.
Het initiatief ging mede uit van de geleerde protestantse predikant Lodewijk Gerarduszoon van Renesse[2] (1599-1671), die eerder al had meegewerkt aan de Statenvertaling. Hij had vervolgens als veldpredikant in het Staatse leger gewerkt en was aanwezig geweest bij de herovering van Breda. Sinds 1638 ijverde hij in de stad en omgeving, de baronie van Breda, voor de calvinistische zaak. Hij verkreeg daarbij van de prins alle steun tot oprichting ter plaatse van een Illustere school[3], die beursstudenten zou opleiden tot het ambt van dominee, alsmede meer aanzienlijke jongelui tot bestuursdienst en krijgsdienst. Voor de algehele financiering zorgde de prins, uit eigen middelen van hemzelf en zijn echtgenote. Uit de stadhouderlijke bibliotheek van de Oranjes, berustende in het kasteel van Breda, stond de prins bovendien meer dan 200 boeken af. Er werd een breed universitair programma gedoceerd: theologie, geneeskunde, rechten, wiskunde en filosofie[4]; voorts werden nog de volgende hulpvakken gedoceerd: plantkunde, geschiedenis, Grieks en Hebreeuws. Er waren ook een rijschool en (evenals in Leiden) een schermschool aan het instituut verbonden. Deze toegevoegde vakken hadden, zoals gedeeltelijk ook de wiskunde, vooral een militaire betekenis.
Voorts werd aan dit athenaeum illustre een internaat (of hospitium) verbonden dat Collegium Auriacum (College van Oranje, Oranjecollege)[5] heette, naar voorbeeld van het Statencollege te Leiden. Als rector magnificus en regent van dit college gaf Van Renesse theologisch onderwijs en zag hij daarnaast toe op het wel en wee van de studenten.
Opening
[bewerken | brontekst bewerken]Het prestigieuze instituut werd gevestigd in de gebouwen van het voormalige norbertinessenklooster Sint-Catharinadal[6]. De professoren woonden zelf ook in het complex, dat daardoor een kleine campus vormde. De plechtige opening (inauguratio) vond plaats op 16 en 17 september 1646 in de Grote Kerk, waarvan Van Renesse al de predikant was.[7] Zij werd opgeluisterd met de hoge aanwezigheid van de echtgenote van prins Frederik Hendrik, gravin Amalia van Solms. Als rector van het curatorium hield de Leidse honorair hoogleraar in de theologie, tevens predikant van de Hofkerk te 's-Gravenhage[8], André Rivet, de openingsrede.[9] Het driehoofdige curatorium werd gevormd door zeer naaste vertrouwenspersonen uit de omgeving van de prins. Naast Rivet maakte ook de secretaris van de prins, Constantijn Huygens, er deel van uit. De familie Huygens had een band met Breda.[10] In maart 1647 schreef Constantijns 17-jarige zoon Christiaan zich in bij dit Oranjecollege, om er zijn rechtenstudie voort te zetten (tot augustus 1649). Christiaan woonde in huis bij de uit het Nassause afkomstige hoogleraar in de rechten, Jan Henryk Dauber (1600-1672)[11]. Tevens zette hij er privé zijn studie in de wiskunde voort, in welk vak hij reeds een virtuoos bleek te zijn. Op advies van zijn vader begon hij ook een briefwisseling met de Franse wiskundige Mersenne. Gelijktijdig deed ook Christiaans jongere broer Lodewijk zijn studie in Breda, en vervolgens ook hun jongste broer Philips.
- Gravure van André Rivet (1572–1651) door Wenceslas Hollar, 1647.
Rivet sloot zijn prestigieuze loopbaan af als Rector van het curatorium in Breda. - Portret van Christiaan Huygens door Caspar Netscher, 1671.
Christiaan was met afstand de briljantste student die ooit aan de hogeschool te Breda stond ingeschreven. - Portret van John Pell (1611-1685) door Godfrey Kneller (1646–1723).
Pell, naar wie de pellgetallen zijn genoemd, later ook vermaard geraakt om een diofantische vergelijking, die ten onrechte zijn naam draagt (de vergelijking van Pell), verliet Breda in 1652. - Portret van Philip Stanhope, the 2nd Earl of Chesterfield (1634-1713). Gravure naar een schilderij door Peter Lely (1618–1680).
Het elitaire karakter van het instituut alsmede de groeiende oriëntatie van de Oranjes op Engeland waren op verschillende wijzen zichtbaar. Wiskunde werd er tot 1652 gedoceerd door de Engelse professor John Pell (1611-1685), die sinds 1644 de leerstoel in Amsterdam had bekleed, maar nu op uitnodiging van de Prins van Oranje naar Breda kwam. Pell had hier onder zijn studenten ook Thomas Brereton [12] en Philip Stanhope. Deze laatste was een zoon van Lady Stanhope en stiefzoon van de diplomaat Johan van den Kerckhove (Johan Polyander genaamd van den Kerckhoven, 1594-1660), Heer van Heenvliet en Sassenheim en Ruwaard van Putten, voorts jagermeester en luitenant-houtvester van Holland en West-Friesland, die een van de favorieten van de stadhouder was[13], en die naast Rivet en Huygens als derde hooggeplaatste ambtenaar het curatorium van het Oranjecollege vormde.[14]
Verloop
[bewerken | brontekst bewerken]Ondanks de voortvarende start werd de school geen succes. Het aantal aanmeldingen viel tegen, hoewel er toch vrij veel buitenlandse studenten waren, met name uit Polen. Frederik Hendrik overleed op 14 maart 1647, nog geen half jaar na de opening van zijn Illustere School. Weer een jaar later, op 15 mei 1648, werd de Vrede van Münster gesloten tussen Spanje en de Republiek, waarmee aan de Tachtigjarige Oorlog een einde kwam, en de Republiek als soevereine staat erkend werd. De nieuwe stadhouder, Willem II, kwam echter al kort daarna te overlijden (6 november 1650). De verhoudingen in het landsbestuur gingen veranderen.
Begin 1651 kwam de rector van het Curatorium, André Rivet, te overlijden. Tegelijkertijd veranderde de positie van Constantijn Huygens. Met de intrede van het Stadhouderloze Tijdperk in 1651 was er minder werk voor Huygens als secretaris. Daarbij kreeg hij steeds minder waardering van de weduwe van Frederik Hendrik, Amalia van Solms. Dezelfde omstandigheden waren er mede debet aan, dat Huygens' briljante zoon Christiaan na een eerste gezantschapsreis naar Denemarken in 1649 afzag van een diplomatieke loopbaan, wat hem overigens niet slecht uitkwam. Hij wijdde zich verder aan de wetenschap, gefinancierd door een jaargeld van zijn vader.
De latere stadhouders toonden nauwelijks belangstelling voor deze hogeschool.[15] Vanaf 1653 werd het programma versmald tot een theologische opleiding. Reeds na 23 jaar, in 1669, werd ook deze opgeheven.
Komst van de Militaire Academie
[bewerken | brontekst bewerken]Pas in 1826 zou Breda weer een instelling voor hoger onderwijs krijgen, doordat koning Willem I hier, en wel in het Kasteel van de Oranjes, de Koninklijke Militaire Academie vestigde, die in 1828 door prins Frederik der Nederlanden werd geopend. Tevens werd hierdoor de oude band tussen de stad en het huis Oranje opnieuw bevestigd.
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- D. Langedijk, '"De Illustre Schole en de Collegium Auriacum" te Breda', in: Taxandria. Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis en Volkskunde, 41 (1934): pp. 257–270, 290-300, 328-336; 42 (1935): pp. 28–39, 72-98, 128-135.
- G. van Alphen, 'De Illustre school te Breda en haar boekerij', in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 64 (1951), pp. 277–314.
- Ferd. Sassen, Het wijsgerig onderwijs aan de Illustre School te Breda (1646-1669). Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitg. Mij., 1962.
- J.P. van Dooren, 'De kerken van de reformatie', in: V.A.M. Beermann e.a., Geschiedenis van Breda. II: Aspecten van de stedelijke historie 1568-1795. Schiedam: Interbook International, 1977, pp. 213–239.
- D. Nauta, 'Renesse, Lodewijk (Ludovicus) Gerardus van (a)', in: D. Nauta e.a. (red.), Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme, dl. 2, Kampen: J.H. Kok, 1983, pp. 372–374, ook op: [4].
- Marika Keblusek, Boeken in de hofstad. Haagse boekcultuur in de Gouden Eeuw. [Hollandse Studiën, 33], Hilversum: Verloren, 1997, pp. 165–166, ook op [5].
Secundaire referenties
[bewerken | brontekst bewerken]- Travels in Holland, The United Provinces, England, Scotland, and Ireland, by Sir William Brereton, ed. Edward Hawkins, The Chetham Society, 1844.
- J.J. Poelhekke 1978, Frederik Hendrik Prins van Oranje. Een biografisch drieluik, Zutphen: De Walburg Pers, ook via [6].
- G. 't Hart 1949, Historische beschrijving der vrije en hoge heerlijkheden van Heenvliet. Met een inventaris en regentenlijst van het huisarchief der vrijheren van Heenvliet, in opdracht der Lamaison-Merula Stichting te Heenvliet, Den Helder: Drukkerij C. de Boer jr., pp. 207–219; ook op: 'X. Heenvliet onder de Heren Van den Kerckhoven'.
- 'John Pell', [biographical article] by J. J. O'Connor and E. F. Robertson, School of Mathematics and Statistics, University of St Andrews, Scotland, 2005 [7].
- Jonathan Israel 2008, De Republiek 1477-1806, Franeker: Van Wijnen.
Bronnenmateriaal
[bewerken | brontekst bewerken]- Series lectionum publicarum, in illustri Schola Auriaco-Bredana, inchoandarum secundo die Octobris 1646.
- Inauguratio illustris Scholae ac illustris Collegii Auriaci a ... principe frederico Henrico in urbe Breda erectum, cum orationibus solemnibus ipsa inaugurationis die & seqq. aliquot habitis. Bredae: ex officina Joannis a Waesberge, 1647.
- Catalogus plantarum horti medici illustris Scholæ Auriacæ quæ est Bredæ, quibus in ipsa origine instructus est, Collegium Auriacum, Johannes Brosterhusius, Johannes Janssonius van Waesberge, Bredae: ex offic., 1647.
- Joannes Episcopius, Poematium in Collegium Auriacum, nuper ductu et auspiciis Celsissimi Arausionensium Principis Frederici Henrici etc. fundatum in inclyta urbe Breda.. Amstelaedamensi: Joanne Blaeu, 1647.
- Jan Henryk Daubers Lyk-reden over de doodt van den hoóghsten en moghensten Vórst Fredryk Henryk by G.G. Hoóghste Vórst van Oranjen ... enz., Mildaadighste Stichter van de nieuwe Hooghe School en het Oranjisch Collegie te Breda, opentlijk ghe-daan tót Breda den 15 may, in de ghroote Hoór-plaats, overgheset door A.L. Kok, 1647, 66 pp.
- Paraenesis de Instauranda Schola illustri Bredana, ad Celsissimum ipsius Dominum, atq' Baronem Guilielmum Henricum, Dei gratiâ Principem Auriacum, etc. à Johanne Schulero, Phil. Doct. Prof. et Pastore ibid. <Johannes Schuler, 1619-1674> - Dordrechti: Excudebat Nicolaus de Vries, 1663.
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Toen Frederik Hendrik het stadhouderschap overnam was de Republiek er slechter aan toe dan ooit sinds 1590. De sfeer in het land was gespannen en de schatkist was nagenoeg leeg. In 1624 werd de belangrijke vesting Breda door Spinola belegerd. Als opperbevelhebber trachtte de Frederik Hendrik dit familie-eigendom te ontzetten, maar slaagde daar niet in. Zo begon hij in zijn nieuwe status meteen met een verlies. Hoewel hem dit natuurlijk niet aangerekend kon worden werd zijn militaire prestige er niet groter door.
- ↑ Een portret van Lodewijk Gerard van Renesse, vervaardigd door zijn zoon Constantijn Daniël, een leerling van Rembrandt, bevindt zich in het Rijksmuseum te Amsterdam.
- ↑ Oorkonde waarbij Frederik Hendrick, Prins van Oranje, heeft goedgevonden om tot voortzetting van alle desbetreffende wetenschappen binnen zijn stad Breda op te richten een Illustre Collegium ende Schole, het daarom bijzonder noodzakelijk acht tot onderhoud, orde en verbreiding van de ware Gereformeerde Religie te verkiezen, beroepen en aan te stellen een 'regens rector ende professor' S.S. Theologiæ et Historiæ Sacræ, daartoe de persoon van D. Lodovicus à Renesse, predikant te Breda, te verkiezen, te beroepen en aan te stellen tot regens van genoemd Illustre Collegio en in de Illustre Schole tot rector en professor van de H. Godheid en de H. Historie, op een jaartractement van 1000 gulden, ingaande 1 maart jl., op voorwaarde van behoorlijke eed, 1646 juni., Collectie Van Renesse-Roijaards, Eindhoven, [1][dode link].
- ↑ De eerstgenoemde drie vakken vormden de hoofdfaculteiten van vrijwel elke universiteit in die tijd, de laatste twee golden meer als hulpvakken.
- ↑ Men vindt de naam, met name in Engelstalige publicaties, vaak gespeld als Collegium Arausiacum, omdat daarmee in het Latijn beter verwezen zou worden naar de Franse stad Orange en het gelijknamige voormalige vorstendom, beide namen een verbastering van het latijnse Arausio.
- ↑ Dit klooster was hier gevestigd sinds 1295. Het nog bestaande gebouw aan het Kloosterplein is uit 1504. In 1645 moesten de zusters norbertinessen naar Oosterhout uitwijken. Overigens werden precies deze norbertinessen door de Oranjes met mildheid behandeld. Met name Amalia van Solms was deze 'witte nonnetjes' welgezind. Nadat de Illustere school was opgeheven (in 1669) keerden de zusters voor korte tijd terug (1672), maar vertrokken voorgoed naar Oosterhout in 1679. In 1814 werd het resterende deel van het complex in gebruik genomen als infanteriekazerne. Sindsdien stond het bekend als Kloosterkazerne, tot de militairen in 1993 vertrokken. Dit historische deel is in 2003 gerestaureerd en biedt nu plaats aan een casino. Via de zijingang van dit complex is een klein herdenkingsmuseum te bereiken, dat als zogeheten 'Buitenpost' van het Breda's Museum gewijd is aan de geschiedenis van het gebouw en van de Illustere school.
- ↑ Na de Reformatie wisselde de Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk kerk enkele malen van eigenaar, om in 1637 definitief protestants te worden; in 1648 werd ook het kapittel opgeheven.
- ↑ In deze kerk was Constantijn Huygens in 1596 gedoopt.
- ↑ a b André Rivet (1572 – 1651) was een Frans hugenoot en theoloog. Hij werd in 1620 aangesteld in Leiden als professor in de theologie. In 1632 benoemde Frederik Hendrik hem tot gouverneur (tutor) van zijn zoon, de latere stadhouder Willem II, terwijl de universiteit hem benoemde tot honorair professor. In 1641 begeleidde hij de jonge prins bij zijn bezoek aan Engeland en in 1646 werd hij benoemd tot curator in Breda, waar hij de laatste vijf jaar van zijn leven verbleef.
- ↑ De vader van Constantijn, Christiaan, was geboren in Ter Heyde bij Breda en was in Breda schoolgegaan. De naam Constantijn verwijst naar de constantie, de standvastigheid van de stad Breda in de vrijheidsstrijd. Constantijns peetoom Godevaert Montens was burgemeester van Breda. Zie ook Briefwisseling van Constantijn Huygens 1608-1687, uitgegeven door J.A. Worp. Rijks Geschiedkundige Publicatiën, deel 1, 1608-1634, GS 15, inleiding p. XXIX, [2]. De familie Huygens raakte in 1639 geparenteerd aan de familie Van Renesse via de tweede echtgenote van Lodewijk Gerard, Digna Beens, dochter van Willem Beens, burgemeester van Breda, en Maria Bacx, dochter van Christiaan (Christiaen) Backx, eveneens burgemeester van Breda.
- ↑ ‘Hij schijnt later weder buiten 's lands vertrokken te zijn, en grooten roem als regtsgeleerde behaald te hebben; te vergeefs beriep men hem in 1657 als Hoogleeraar in de regtsgeleerdheid te Leiden.’
Bron: A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 4, Haarlem: J.J. van Brederode, 1858, p. 69; ook op [3]. Gearchiveerd op 15 november 2018. - ↑ Zoon van de Engelse schrijver en politicus William Brereton. Deze Brereton, 1st Baronet (1604 –1661), generaal-majoor van Cheshire Staffordshire en Lancashire, maakte tussen 1628 en 1659 verscheidene malen deel uit van het House of Commons, schreef Travels in Holland, the United Provinces, England's Continent and Ireland (1634-36), en was tijdens de Engelse Burgeroorlog commandant in het Parlementaire leger.
- ↑ Henk F. K. van Nierop, The Nobility of Holland: from knights to regents, 1500-1650 (1993), p. 15; Google Books
- ↑ a b Johan van den Kerckhove, dikwijls kortweg aangeduid als 'Heenvliet', was de zoon van een beroemd theoloog (gematigd Contra-Remonstrants) en veelvuldig Rector Magnificus van Leiden, Johannes Polyander a Kerckhoven. Heenvliet huwde Katherine Stanhope, gravin van Chesterfield in 1641, toen hij deel uitmaakte van de diplomatieke delegatie die de onderhandelingen moest voeren voor het huwelijk van prins Willem II van Oranje, zoon van Frederik Hendrik, en de Engelse prinses Mary Henrietta Stuart, de oudste dochter van koning Charles I. In april 1641 voer admiraal Tromp (luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland), de veertienjarige prins Willem II van Oranje-Nassau naar Engeland over voor diens huwelijk met de negenjarige prinses Mary. Met een vloot van twintig schepen voer Tromp uit. In Engeland werd tot het huwelijk besloten en het werd aanstonds in Londen voltrokken, op 2 mei 1641, maar werd vervolgens de eerste jaren niet geconsummeerd vanwege de jonge leeftijd van de bruid. In juni bracht Tromp de jonge prins terug naar de Republiek, maar pas in 1642 kwam prinses Mary met haar moeder naar Nederland over. Toen het prinselijk huwelijk gesloten was, volgde Lady Stanhope haar nieuwe echtgenoot naar Holland, waar zij vervolgens de gouvernante en raadsvrouwe zou worden van prinses Mary. In 1644 begon Mary haar rol in het openbare leven te spelen als schoondochter van de stadhouder. Frederik Hendrik was een van de grootste geldschieters van Charles I tijdens de Engelse Burgeroorlog. Hij trachtte met dit koninklijk huwelijk voor zijn zoon zijn eigen monarchistische aspiraties kracht bij te zetten. "De verbinding met het huis Stuart verhief het Oranjehuis tot hoog aanzien onder de vorstelijke Europese kringen. De machtige positie werd daarmee officieel erkend" ('t Hart 1949, p. 209).
- ↑ a b Vanaf het rampjaar 1672 bestuurde Frederik Hendriks kleinzoon Willem III van Oranje als stadhouder het merendeel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre en Overijssel). Vanaf 1689 regeerde hij tevens als koning Willem III over Engeland en Ierland. De vorst was Breda geenszins uit het oog verloren: tussen 1686 en 1695 liet hij het Kasteel van Breda voorzien van een oostelijke en zuidelijke vleugel, op kosten van de stad. In het onderwijs aldaar investeerde hij echter niet. Hij zette in 1697 wel in op een door hem gesticht Gymnasium academicum in Lingen, in het gelijknamige graafschap, dat toen een van de Republiek onafhankelijke heerlijkheid van de Oranjes was. Na de dood van de vorst echter, in 1702, kwamen stad en graafschap Lingen aan Pruisen.