Jacques van Marken

Jacob Cornelis (Jacques) van Marken
Jacques van Marken
Persoonlijke informatie
Geboren 30 juli 1845
Geboorteplaats Dordrecht, Vlag van Nederland Nederland
Overleden 8 januari 1906
Overlijdensplaats Hof van Delft
Positie sociaal ondernemer
Bedrijf N.V. Nederlandsche Gist- & Spiritusfabriek; 'Nederlandsche Oliefabrieken (NOF) Calvé-Delft';
Lijm- en Gelatinefabriek.
Portaal  Portaalicoon   Economie

Jacob Cornelis (Jacques) van Marken (Dordrecht, 30 juli 1845Hof van Delft, 8 januari 1906) was een dynamische fabrikant die bekendheid verwierf als eerste sociaal-ondernemer. In zijn ondernemingen werden - voordat er landelijke regelingen kwamen - tal van op de arbeiders (zoals werknemers in die tijd werden genoemd) gerichte verbeteringen doorgevoerd (in totaal 107), zoals een ongevallenverzekering, winstdeling, bedrijfsopleidingen, scholing voor de kinderen van de arbeiders, de bouw van een fabrieksdorp, verzorgen van vertier en uitstapjes voor de arbeiders, het leiden van een modelonderneming. Als eerste werkgever in Nederland stelde hij een ondernemingsraad ('Kern') in, en De Fabrieksbode, het eerste bedrijfsblad in Nederland. Hij was ook de grondlegger van het oorspronkelijke begrip social engineering, dat later naar de Verenigde Staten overwaaide.

De schrijver Jan van der Mast omschrijft Van Marken als een man met een grote dadendrang, rusteloos, creatief, onophoudelijk bezig het lot van de arbeider te verbeteren. Van Marken bezat de gave van het woord en wist met veel overtuigingskracht en bravoure mensen die iets voor hem konden betekenen te bewegen zijn ideeën te steunen en te laten uitvoeren.

Journalist Wim Wennekes omschrijft in De aartsvaders – Grondleggers van het bedrijfsleven Van Marken als een duivelskunstenaar: schepper van commerciële kunstwerken, een man met een gespleten persoonlijkheid: enerzijds romantisch en creatief – anderzijds oerzakelijk.

De regel in Van Markens gedicht 'Levenslied': Ieder uur een woord, een daad typeert Van Marken nog het meest.

Van Marken, telg uit het geslacht Van Marken, werd in Dordrecht als zesde kind geboren uit het huwelijk van de lutherse predikant Jacob van Marken en Petronella van Voorthuysen en krijgt dezelfde doopnamen als zijn vader. Na de lagere school - deels te Dordrecht en vanaf zijn negende te Amsterdam - volgde een studie aan de Latijnse afdeling het gymnasium aan het Singel in Amsterdam, en vervolgens in 1862 aan de Koninklijke Akademie voor Burgerlijke Ingenieurs in Delft. In 1867 studeerde hij als eerste Nederlandse technoloog af aan de inmiddels in omgedoopte Polytechnische School te Delft. Tijdens zijn studie worstelde hij met de keuze om dichter-schrijver te worden of de technologie in te gaan; reeds vanaf zijn jeugd schreef hij al gedichten en proza.

In 1869 trad hij in het huwelijk met Agneta Matthes. Het huwelijk bleef kinderloos.

Na zijn studie was hij voor korte tijd werkzaam bij de oliegasfabriek Photogenetische Gasmaatschappij N.V van Nicolaas Tetterode in Amsterdam.

Een gist- en spiritusfabriek

[bewerken | brontekst bewerken]

Met steun van zijn vader, die een kapitaal van van de Amsterdamse aristocratie 150.000 gulden via giften bijeen wist te krijgen, en van het Bankiershuis R. Mees & Zoonen, richtte hij in 1869 de N.V. Nederlandsche Gist- & Spiritusfabriek op. Het plan ontstond toen de directeur van de Haagse Brood- en Meelfabriek, F.W. van der Putten, Van Marken in 1867 tijdens een bezoek de suggestie opperde om een gist- en spiritusfabriek te beginnen in Nederland. De kennis van de productiemethode van een zuivere, duurzame bakkersgist (Presshefe) daartoe kon in Oostenrijk verkregen worden.
De bouw van de fabriek begon in de tweede helft van 1869.

Arbeiderskwestie

[bewerken | brontekst bewerken]

Als directeur van deze Delftse onderneming was hij zeer begaan met de arbeidersklasse en gedreven om de situatie voor hen binnen en buiten de fabriek te verbeteren. Hij was daarin een pionier in de sociale kwestie in een tijd waar aan sociale aspecten weinig aandacht werd gegeven. In de negentiende eeuw hadden fabrieksarbeiders een armoedig bestaan. De werkdagen waren lang, het sterftecijfer van fabrieksarbeiders was hoog, en het loon was laag. Van Marken probeerde samen met zijn vrouw Agneta verbeteringen aan te brengen en liet hij de eerste fabrieksnederzetting in Nederland voor zijn werknemers, het Agnetapark bouwen. Samen waakten zij, vanuit hun eveneens in het Agnetapark gelegen villa 'Rust Roest', als een vader en moeder over het wel en wee van hun arbeiders. Ook zorgde hij in 1884 voor een ongevallenverzekering voor zijn personeel, kregen werknemers een vorm van winstuitkering en richtte hij in 1878 de eerste ondernemingsraad van Nederland op. Van Marken richtte in 1882 het eerste bedrijfsblad van Nederland op, de Fabrieksbode, dat wekelijks verscheen, en waarin hij zijn schrijversaspiraties kwijtkon.

Van Marken oogstte niet alleen lof met zijn visie op het oplossen van het arbeiderskwestie, maar ook negatieve kritiek op de 'modelfabriek' door de oprichter van de in 1881 opgerichte Sociaal-Democratische Bond (SDB), Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Deze uitte felle kritiek op de 'modelfabriek' van Van Marken en noemde de fabriek een 'slavenhuis'. Daar waar Van Marken zijn ideeën over arbeid en verdeling van kapitaal via overleg met zijn arbeiders tot stand wilde brengen, zocht Domela Nieuwenhuis de confrontatie met de gevestigde orde van het kapitalisme: 'Modelfabrieken zijn onzin, want een fabriek is en blijft het slavenhuis, waarin de arbeider gebruikt wordt om het leeuwenaandeel in de productie af te staan aan het kapitaal. En of men dat huis al opsiert en of men de handen fluweelachtig maakt, het blijven handen, die de zelfstandige mens zullen drukken en allen niet zullen opvoeren tot het menszijn.'[1]

Eerste telefoonaansluiting

[bewerken | brontekst bewerken]

Hij kreeg op 13 november 1880 een vergunning voor de aanleg van een telefoonverbinding tussen zijn woonhuis en zijn bedrijf. Hij werd daarmee de eerste Nederlander met een telefoontoestel in huis.

In 1883 richtte Van Marken letterlijk naast de Gist- en Spiritusfabriek de Nederlandsche Oliefabriek (NOF) op met de bedoeling om olie te produceren uit aardnoten. Ook nam hij de in 1885 opgerichte, maar in moeilijkheden verkerende Lijm- en Gelatinefabriek in Delft over.

In 1883 werd Van Marken benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Tijdens een verblijf in een kuuroord, waar Van Marken wegens zenuwpijnen ten gevolge van overspannenheid verlichting zocht, ontdekte Agneta dat hij een buitenechtelijke verhouding had met Maria Eringaard, bij wie hij vijf kinderen had verwekt, waarvan er twee waren overleden, en die leefde van een maandelijkse door hem geschonken toelage. Zij zocht buiten Van Marken om, contact met Maria en zij kwamen overeen samen voor de drie kinderen te zorgen. In 1889 overleed Maria en namen Agneta en Van Marken de zorg voor de verdere opvoeding van de kinderen op zich.

Aan het eind van zijn leven was Van Marken verslaafd geraakt aan morfine, die hem verlichting gaf bij de zenuwpijnen. In de nacht van 7 op 8 januari 1906 overleed Van Marken in huiselijke kring in villa Rust Roest, en waar hij twee dagen werd opgebaard om het personeel van de Gist-, Olie- en Lijmfabrieken de gelegenheid te bieden afscheid van hem te kunnen nemen. Zijn uitvaart op 10 januari 1906 was groots georganiseerd, waarbij het erop leek of een vorst werd begraven. Hij werd begraven op de begraafplaats Jaffa in Delft.

Pas een halve eeuw later werden veel van zijn voor zijn werknemers gecreëerde voorzieningen gemeengoed in Nederland, zoals de pensioenregeling, winstdeling, ziektekostenverzekering enz..

In Assen, Delft, Rijswijk (Zuid-Holland), Schiedam, Diemen en Hengelo is een straat naar hem vernoemd.

Standbeeld in het Agnetapark