Jesua
Jesua | ||
---|---|---|
Hogepriester van de Israëlieten | ||
520-? | ||
Voorganger | Seraja | |
Opvolger | Jojakim | |
Lijst van hogepriesters van Israël |
Jesua (Hebreeuws: יֵשׁוּעַ) of Jozua (Hebreeuws: יְהוֹשֻׁוּעַ)[1] is een hogepriester uit de Hebreeuwse Bijbel. Hij was de zoon van Josadak en kleinzoon van Seraja, uit het priestergeslacht van Eleazar.[2] Tijdens de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar II was Seraja gedood en Josadak naar Babylon verbannen.[3]
Vermeldingen in de Bijbel
[bewerken | brontekst bewerken]Jesua diende als hogepriester in Jeruzalem na Israëls terugkeer uit de Babylonische ballingschap.[4] Samen met Zerubbabel werkte hij aan de herbouw van de tempel[5] en stond Israëls tegenstanders te woord, die hun hulp aanboden om zo de herbouw te kunnen saboteren.[6] Bij al deze gebeurtenissen werden Jesua en Zerubbabel bijgestaan door de profeten Haggai en Zacharia.
De profetie van Haggai
[bewerken | brontekst bewerken]De tempel zag er nog lang niet zo mooi uit als de tempel van Salomo, die door de Babyloniërs was verwoest. Dit werkte ontmoedigend voor veel Israëlieten, dus kwam Haggai naar Jesua en Zerubbabel om Gods woorden ter aanmoediging over te brengen.[7] God zei onder andere:
- ..."Nu dan, wees sterk, Zerubbabel, spreekt de HEERE,
- wees sterk, Jozua, zoon van Jozadak, hogepriester,
- en wees sterk, heel de bevolking van het land,(...)
- Werk door, want Ik ben met u...
- ...De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn
- dan die van het eerste,(...)
- In deze plaats zal Ik vrede geven,
- spreekt de HEERE van de legermachten."[8]
De visioenen van Zacharia
[bewerken | brontekst bewerken]Jesua speelde de hoofdrol in het vierde visioen dat de profeet Zacharia kreeg. Zacharia zag Jesua, Satan en een Engel staan. Jesua had vuile kleren aan, maar die werden hem afgenomen. Hij kreeg schone feestelijke kleren aan en een reine tulband. Sommige Bijbelgeleerden, zoals Rabbi Papa (300-375) en Hiëronymus van Stridon (347-420) zijn van mening dat de vuile kleren van hogepriester Jesua duiden op huwelijken tussen priesters en Samaritanen, zoals Sanballat.[9] Het feit dat hij reine kleren aankreeg, duidt dan vervolgens op het wegsturen van de buitenlandse vrouwen.[10] Vervolgens sprak de engel tot Jesua:
- 7"...Als u in Mijn wegen gaat
- en als u uw taak ten behoeve van Mij vervult,
- dan zult ú ook Mijn huis besturen,
- en ook Mijn voorhoven bewaken,
- en zal Ik u omgang geven
- met hen die hier staan.
- 8. Luister toch, hogepriester Jozua,
- u en uw vrienden die vóór u zitten,
- – zij zijn immers een wonderteken –
- want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen."[11]
Men veronderstelt dat met Gods knecht, genaamd spruit, de messias wordt bedoeld.[12] Naast de vermeende profetie betreffende de messias, waren deze woorden ook een aanmoediging voor Jesua en de Israëlieten dat God al hun inspanningen zal zegenen.
In Zacharia's achtste visioen kreeg hij opdracht van de engel om Jesua te kronen.[13] De engel vroeg Zacharia om Jesua het volgende te zeggen:
- 12"...Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT –
- zal uit Zijn plaats opkomen,
- en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen.
- 13Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen,
- Híj zal met majesteit bekleed zijn,
- Hij zal zitten en heersen op Zijn troon.
- Hij zal Priester zijn op Zijn troon;
- tussen die Beiden zal vredesberaad plaatsvinden"[14]
Jesua heeft nooit geregeerd en Zerubbabel was stadhouder onder auspiciën van Perzië. Men veronderstelt dus dat deze woorden ook op de komst van de messias betrekking hebben.
Graf
[bewerken | brontekst bewerken]In 1825 vonden archeologen een tombe vlak bij Bagdad, dat mogelijk het graf is van Jesua.[15]
Stambomen
[bewerken | brontekst bewerken]Jakob | Lea | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levi | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerson | Kehat | Merari | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Libni | Simeï | Amminadab | Jochebed | Amram | Jetro | Jishar | Chebron | Uzziël | Machli | Musi | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nahasson | Eliseba | Aäron | Mirjam | Mozes | Sippora | Korach | Nefeg | Zichri | Misaël | Elsafan | Sitri | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadab | Abihu | Itamar | Eleazar | dochter van Putiël | Gersom | Eliëzer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merajoth | Zerachja | Uzzi | Bukki | Abisua | Pinechas | Sebuël | Rechabja | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Azarja | Amarja | Ahitub | Sadok | Achimaäs | Azarja | Jochanan | Azarja | Amarja | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ezra | Jozadak | Seraja | Azarja | Hilkia | Sallum | Zadok | Achitub | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jesua | Jojakim | Eljasib | Jojada II | Jonathan | Jaddua | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen, noten en referenties
- ↑ spelling van de naam in de Bijbelboeken Haggai en Zacharia
- ↑ Ezra 3:8; Nehemia 12:26; 1 Kronieken 6:14, 7:1-5
- ↑ 2Kon 25:18-21
- ↑ Ezra 2:2
- ↑ Ezra 3:2, 5:1, 2
- ↑ Ezra 4:1-3
- ↑ Haggai 2:2-10
- ↑ Haggai 2:5, 10, Herziene Statenvertaling
- ↑ R. P. Gordon, Studies in the Targum to the Twelve Prophets
- ↑ Ezra 10, Nehemia 13:23-31
- ↑ Zacharia 3:7, 8, Herziene Statenvertaling
- ↑ zie ook Jesaja 11:1, waar wordt gesproken over een twijg ontsproten uit de stronk van Isaï
- ↑ Zacharia 6:8, 11
- ↑ Zacharia 6:12, 13, Herziene Statenvertaling
- ↑ J. & J. Harper: American missionary register, p. 280