Kerel

Een kerel (Duits: Kerl, Engels: ceorl of churl) was in verschillende Germaanse culturen tijdens de middeleeuwen een vrije man van lage geboorte, meestal iemand uit de boerenstand.

Woordherkomst

[bewerken | brontekst bewerken]

Het woord stamt af van het Oergermaanse *kerla-[1] of *kerlon-[2]. Oorspronkelijk betekende het woord enkel "man" en dat is ook de betekenis waarin het woord heden ten dage nog wordt gebruikt (zij het met uiteenlopende connotaties). Het woord is etymologisch verwant met de jongensnamen "Karel" (Nederlands), "Charles" (Frans), "Karl (Duits), "Carl" (Engels) en "Carlos" (Spaans).

De populariteit van de naam komt voort uit het prestige van Karel de Grote.

Kerels hadden relatief veel vrijheid, in tegenstelling tot lijfeigenen en horigen. Ze moesten echter wel trouw zijn aan hun heer en koning. Hun lage sociale rang werd duidelijk bij onder andere het betalen van weergeld. Bij het doden van een kerel was het weergeld beperkt tot 200 schellingen. De schadevergoeding die betaald moest worden bij het doden van een priester of edelman lag meestal veel hoger.

Zoek kerel op in het WikiWoordenboek.