Kurt Student

Kurt Student
Kurt Student
Geboren 12 mei 1890
Birkholz, Brandenburg, Duitse Keizerrijk
Overleden 1 juli 1978
Lemgo, Noordrijn-Westfalen, West-Duitsland
Rustplaats Stadtfriedhof, Bad Salzuflen; veld: 35, graf: 18/18B[1]
Land/zijde Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Vlag van Duitsland tijdens de Weimarrepubliek Weimarrepubliek
Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Onderdeel Deutsches Heer
Reichswehr
Luftwaffe
Dienstjaren 1910 - 1945
Rang Generaloberst
Eenheid Führerreserve (OKL)
28 januari 1945 -
30 maart 1945[2]
Bevel Erprobungsstelle Rechlin
1 augustus 1935 -
30 september 1936[2]
Fliegerwaffenschule en Stafchef Fliegerschule
1 oktober 1936 -
28 februari 1937[2]
3. Flieger-Division
1 april 1938 -
3 juli 1938[2]
7. Flieger-Division
1 september 1938 -
30 september 1940[2]
Inspekteur der Fallschirm- und Luftlandetruppe
1 februari 1939 -
31 mei 1941[2]
1. Fallschirmjägerdivision
9 september 1938 -
16 mei 1940
XI. Fliegerkorps
19 december 1940 -
1 maart 1944
Armeegruppe Student
30 oktober 1944 -
10 november 1944
en
28 maart 1945 -
10 april 1945
1e Parachutistenleger
10 april 1945 - 28 april 1945
Heeresgruppe Weichsel
29 april 1945 -
8 mei 1945[2]
Slagen/oorlogen Eerste Wereldoorlog

Tweede Wereldoorlog

Onderscheidingen Zie decoraties
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Kurt Student (Birkholz, 12 mei 1890Lemgo, 1 juli 1978) was een Duitse generaal bij de Duitse luchtmacht. Tot ver in de 20e eeuw werd Student nog door het Duitse leger geëerd als 'vader' van de Duitse "Fallschirmjäger", de luchtlandingstroepen.[3]

Militaire activiteiten

[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij piloot. In de Tweede Wereldoorlog voerde Student het bevel over het Luftlandekorps; een legerkorps bestaande uit luchtlandingstroepen inclusief parachutisten, plus luchttransportcapaciteit. De troepen van Student hadden een sleutelrol bij de aanval op Nederland in mei 1940. Op 10 mei 1940 werd het hele Luftlandekorps met vliegtuigen over de Nederlandse en Belgische linies getransporteerd. Dit was een technisch novum, en de Nederlandse defensiestrategie, gebaseerd op de Nieuwe Hollandse Waterlinie, was hier niet op voorbereid.

De aanval op het regeringscentrum Den Haag, ook bekend als Slag om de Residentie mislukte door onverwacht sterke Nederlandse tegenstand. 1.600 Duitse soldaten werden krijgsgevangen gemaakt, 900 van hen konden nog voor de Nederlandse capitulatie naar Engeland gevoerd worden.

Maar het bezetten van de bruggen bij Moerdijk, in Dordrecht en in Rotterdam, teneinde de Duitse hoofdmacht in staat te stellen in het hart van de Vesting Holland door te dringen, slaagde, zij het dat in Rotterdam de Duitse opmars vastliep.

Om een Nederlandse capitulatie af te dwingen, besloot het Duitse opperbevel om de stad Rotterdam te bombarderen. Het bombardement vond plaats terwijl onderhandelingen over een capitulatie, afgedwongen met het dreigement van een bombardement, reeds gaande waren. Onder dreiging dat meer steden dit lot zouden volgen, capituleerde de Nederlandse bevelhebber generaal Winkelman.

Daags na de inname van Rotterdam was Student aanwezig bij een overleg tussen Duitse en Nederlandse autoriteiten. Toen op straat geweervuur klonk, nam hij poolshoogte bij een raam. Hierbij werd zijn hoofd door een balk getroffen, met een ingedrukte schedel als gevolg.[4] Student overleefde dit bizarre incident doordat de Rotterdamse chirurg dr. C. van Staveren hem met spoed opereerde. Het herstel nam meer dan 9 maanden in beslag.

Een ander doel dat in mei 1940 werd bereikt met behulp van Students luchtlandingstroepen was de vlugge inname van het als strategisch belangrijk beschouwde Fort Eben-Emael, ten noorden van Luik en ten zuiden van Maastricht. Daarbij werden twee bruggen over het Albertkanaal intact veroverd zodat het VIde leger onder leiding van generaal Walter von Reichenau vrije doortocht had naar België en zo de zuidflank van het Belgisch leger kon bedreigen.

In 1941 leidde Student ook de aanval op Kreta, met wederom een grote luchtlandingsoperatie. Het eiland werd veroverd, maar als gevolg van het onverwacht felle verzet van partizanen en geallieerde troepen, tezamen meer dan 40.000 manschappen, vonden meer dan 6.650 paratroepen de dood. Hitler besloot hierop geen paratroepen meer in te zetten bij grootschalige operaties en zag onder meer af van een invasie van Malta.

Student gaf na de gevechten op Kreta persoonlijk directe bevelen voor repercussies tegen de burgerbevolking; hij beriep zich hierbij op wreedheden, begaan door de partizanen jegens Duitse militairen tijdens de gevechten. Van een aantal dorpen werd de hele mannelijke bevolking ter dood gebracht, van een enkel dorp werden ook de vrouwen en kinderen vermoord.

Later werd Student overgeplaatst naar Italië en vervolgens naar Frankrijk, waar hij met zijn troepen verdreven werd door de landingen in Normandië in 1944. Student werd de commandant van het 1ste Parachutistenleger en nam in die hoedanigheid deel aan de tegenaanval tegen de geallieerde Operatie Market Garden. Het was na Rotterdam het tweede drama in Nederland waarbij in een stedelijk gebied, ditmaal Arnhem, veel burgerslachtoffers te betreuren waren. Later stond hij aan de leiding van de Duitse troepen in de slag om Kapelsche Veer. Na een kort verblijf aan het oostfront in Mecklenburg waar de Russen niet konden worden tegengehouden, werd Student op 8 mei 1945 door de Britten in Sleeswijk-Holstein gevangengenomen.

1945 en daarna

[bewerken | brontekst bewerken]

Student werd na de capitulatie van Duitsland voor een militair tribunaal geleid en veroordeeld voor een aantal feiten die betrekking hadden op de behandeling van Britse krijgsgevangenen. Hij werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf maar in 1948 al vrijgelaten. Om zijn misdaden tegen de Kretenzische burgerbevolking is hij nooit gedagvaard. Hij is niet uitgeleverd aan Griekenland omdat de Duitse regering nooit staatsburgers uitlevert om in het buitenland terecht te staan. Student heeft zich na vrijlating nooit officieel gedistantieerd van zijn vroegere 'Luftwaffe/Wehrmacht' verleden en was vaak prominent aanwezig bij herdenkingen van overleden veteranen. Hij overleed in 1978 op 88-jarige leeftijd.

Militaire loopbaan

[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuurlijst

[bewerken | brontekst bewerken]
  • (en) Franks, Norman; Bailey, Frank W.; Guest, Russell. Above the Lines: The Aces and Fighter Units of the German Air Service, Naval Air Service and Flanders Marine Corps, 1914–1918. Grub Street, 1993. ISBN 0-948817-73-9, ISBN 978-0-948817-73-1.
  • (de) Fellgiebel, Walther-Peer. Die Träger des Ritterkreuzes des Eisernen Kreuzes 1939–1945 – Die Inhaber der höchsten Auszeichnung des Zweiten Weltkrieges aller Wehrmachtsteile. Friedberg, Duitsland: Podzun-Pallas. 2000, ISBN 978-3-7909-0284-6.
  • (en) Kemp, Anthony. German Commanders of World War II (#124 Men-At-Arms series). Osprey Pub., Londen. 1990, ISBN 0-85045-433-6.
  • (en) Kurowski, Franz. Knights of the Wehrmacht Knight's Cross Holders of the Fallschirmjäger. Atglen, PA: Schiffer Military. 1995, ISBN 978-0-88740-749-9.
  • (de) Schaulen, Fritjof. Eichenlaubträger 1940 – 1945 Zeitgeschichte in Farbe III Radusch – Zwernemann. Selent, Germany: Pour le Mérite. 2005, ISBN 978-3-932381-22-5.
  • (de) Thomas, Franz; Wegmann, Günter. Die Ritterkreuzträger der Deutschen Wehrmacht 1939–1945 Teil II: Fallschirmjäger. Osnabrück, Germany: Biblio-Verlag. 1986, ISBN 978-3-7648-1461-8.
  • (de) Thomas, Franz. Die Eichenlaubträger 1939–1945 Band 2: L–Z. Osnabrück, Germany: Biblio-Verlag. 1998, ISBN 978-3-7648-2300-9.
  • (en) Van Wyngarden, Greg, et al. Early German Aces of World War I. Osprey Publishing. 2006, ISBN 1-84176-997-5, ISBN 978-1-84176-997-4.
[bewerken | brontekst bewerken]