Nonnevot

Een nonnevot

Nonnevot, Limburgs voor het achterwerk van een non, nonnenfortje of nonnenstrik is een typisch Limburgs en meer in het bijzonder Sittards gebak(je) in de vorm van een lus met een losse knoop. Het wordt traditioneel met carnaval (Vastelaovend) gegeten.

Nonnevotten bestaan uit meel, gist, melk, zout, boter en fijne kristalsuiker of witte basterdsuiker en worden gefrituurd in (zonnebloem)olie of reuzel. Nonnevotten worden traditioneel vanaf 11 november tot Aswoensdag gebakken.

In Zuid-Limburg is de nonnevot ook bekend als een strik of sjtrik, of onder de verzamelnaam voor gelijksoortig gebak: poefel. Poefele lijken op berlinerbol en zijn gevuld met jam of banketbakkersroom.

Het gebak werd in 1676 al aangeboden aan de Franse bevelhebbers die tijdens de Hollandse Oorlog de stad Sittard wilden innemen.[1]

Waar de naam 'nonnevot' precies vandaan komt, is niet geheel duidelijk. Er zijn verschillende verklaringen voor in omloop. Een daarvan is dat de zusters Franciscanessen, die tussen 1600 en 1700 een klooster hadden in Sittard, dit frituurgebak gaven aan mensen, die lompen en vodden brachten waarvan de opbrengst voor de armen bestemd was. Een andere verklaring luidt dat de naam afkomstig is van de strik die nonnen vroeger op hun achterwerk (oppe vot) droegen.[2] Nog een andere mogelijke etymologische verklaring die wel is opgevoerd is dat non hier niet verwijst naar de kloosterzuster, maar naar een bepaald soort varken.[3]

[bewerken | brontekst bewerken]
Zoek nonnevot op in het WikiWoordenboek.