P.C. Boutens
P.C. Boutens | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Pieter Cornelis Boutens | |||
Geboren | 20 februari 1870 | |||
Geboorteplaats | Middelburg | |||
Overleden | 14 maart 1943 | |||
Overlijdensplaats | Den Haag | |||
Beroep | classicus, dichter | |||
Dbnl-profiel | ||||
|
Pieter Cornelis Boutens[1] (Middelburg, 20 februari 1870 – Den Haag, 14 maart 1943), auteursnaam P.C. Boutens, was een Nederlandse dichter en classicus.
Biografie
[bewerken | brontekst bewerken]Boutens groeide op in een Zeeuws, streng-protestants middenstandsmilieu. Na het doorlopen van het Stedelijk Gymnasium Middelburg, waar zijn talent voor Latijn en Grieks bleek en hij Plato's Symposion vertaalde, ving hij de studie klassieke talen aan in 1890, aan de Universiteit Utrecht. In 1899 promoveerde Boutens op een onderzoek naar de Griekse komedieschrijver Aristophanes.
Als dichter debuteerde Boutens in 1891 in de Utrechtse Studenten Almanak. Zijn eerste werk was geïnspireerd door de Verzen van Herman Gorter. Naast de invloeden van de Tachtigers gebruikte Boutens ook Plato, Sappho en de Bijbel als inspiratiebron. Zijn stijl is gebaseerd op het idee van het bereiken van een "hogere werkelijkheid", in Boutens' visie één die "Gods geheim" zou benaderen. Tevens klinkt in de poëzie van Boutens een hang naar Plato en de liefde voor Eros door. Duidelijke homo-erotiek klinkt door in de Strofen van Andries de Hoghe (1919; vermeerderde editie 1932), die echter gepresenteerd werden alsof ze door een jonggestorven dichter geschreven waren en alleen maar door Boutens waren uitgegeven. Pas in 1983 bewees Wouter Blok dat Boutens wel degelijk de auteur van deze gedichten was, mede op grond van de "Boutensdocumentatie" van C.C.V. van Lier-Schmidt Ernsthausen (1894-1978).[2] Openlijk homoseksueel was Boutens niet. Hij woonde wel samen met zijn vriend Cornelis van Duyvenbode, maar deze ging door voor zijn huisknecht. Toch besliste het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck III in 1930 hem geen koninklijke onderscheiding te verlenen wegens geruchten over Boutens' homoseksualiteit.
In 1894 aanvaardde hij de betrekking van leraar klassieke talen aan de jongenskostschool 'Noorthey' te Voorschoten. Dit was een in die tijd vermaard instituut, dat jongelui uit aristocratische families trok, met wie Boutens het goed kon vinden. Na een fysieke ineenstorting in 1904 en een daarop volgende vakantie in Tirol vestigde hij zich in Den Haag, waar hij in zijn levensonderhoud voorzag door privélessen en door de financiële steun van enkele via Noorthey verworven aristocratische vrienden. Onder zijn financiële-steunverleners was zijn oud-leerling op Noorthey Anton Johan Adriaan baron van Herzeele (1882-1960). Hij stelde zijn woning aan de Haagse Laan Copes van Cattenburch ter beschikking aan de dichter. Voor dit 'vriendenfonds' zette later ook de fabrikant en schrijver Arij Prins zich bijzonder in.
Boutens maakte zich in de literaire wereld verdienstelijk via de in 1905 opgerichte Vereniging van Letterkundigen. In 1918 werd hij voorzitter. Met zijn nuchtere ondernemingszin maakte hij het 'Ondersteuningsfonds voor behoeftige letterkundigen' tot een succes. Hetzelfde mag gezegd worden van zijn activiteit voor het in 1919 gestichte Willem Kloosfonds, dat eveneens was opgericht ter financiële ondersteuning aan letterkundigen.
Boutens dichtte Een nieuwe lente op Hollands erf ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld op 7 januari 1937, met een tekening van André van der Vossen. De rijmprent, die aan alle schoolkinderen werd uitgereikt, leidde tot veel controverse vanwege met name het (niet afgedrukte) achtste couplet en kreeg een nasleep door de financiële vergoeding die Boutens vroeg voor de 'miljoenenoplage'.
De esthetische 'woordkunst' en zijn voorliefde voor neologismen (net als bij de Tachtigers) vormen in Boutens' werk herkenningspunten. De impressionistische beschrijvingskunst van die generatie was hem echter vreemd. Langzamerhand ontwikkelde hij zich in een geheel eigen richting, die sterk werd bepaald door zijn filosofische inzichten: de leer van Plato heeft aan zijn dichtkunst zin en inhoud gegeven.
Tweede Wereldoorlog en overlijden
[bewerken | brontekst bewerken]De dichter wordt verweten dat hij in zijn laatste levensjaren lid werd van de door de Duitse bezetter gestichte Nederlandsche Kultuurkamer. Dit lidmaatschap was door Boutens, die altijd apolitiek wilde zijn, bedoeld om de gelden van het Willem Kloosfonds te redden. Niettemin is dit voor velen altijd een smet op Boutens' blazoen gebleven.
Boutens had een gezwel aan de dikke darm en overleed in het ziekenhuis. Door de oorlog kon Boutens niet in Zeeuwse grond begraven worden, hetgeen hij graag wilde. Hij werd op 18 maart 1943 begraven op Oud Eik en Duinen in Den Haag. Op zijn grafsteen werd vermeld: En alleen is leven leven als het tot den dood ontroert.[3]
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- 1894 - XXV verzen van P. C. Boutens Jr
- 1898 - Verzen
- 1899 - Exercitationes criticae in scholia ad Aristophanis Acharnenses
- 1900 - Verzen. Overdr. uit: Tweemaandelijksch Tijdschrift. Juli 1900
- 1902 - Praeludiën. Verspreide gedichten
- 1903 - Naenia. Tot de gedachtenis van Willem van Tets. Waarbij zijn herdrukt de strofen In memoriam, geschreven van 12-18 juni 1900 en nu gegeven aan George van Tets
- 1904 - Het treurspel van Agamemnoon, naar het Grieksch van Aischylos ; in Nederlandsche verzen overgebracht door P.C. Boutens
- 1907 - Stemmen
- 1907 - Verzamelde sonnetten van P.C. Boutens. Nu voor het eerst vereenigd uitgegeven
- 1908 - Beatrijs
- 1908 - Tafereelen uit het leven van Lorenzo de' Medici
- 1908 - Spel van Platoons leven
- 1909 - Vergeten liedjes
- 1910 - Alianora[4]
- 1912 - Carmina
- 1916 - Lente-maan
- 1919 - Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe. In werkelijkheid geschreven door P.C. Boutens
- 1920 - Sonnetten
- 1921 - Liederen van Isoude
- 1922 - Zomerwolken
- 1924 - Middelburg's overgang in 1574. Openluchtspel, reien van P.C. Boutens; muziekvan F.E.A. Koeberg; regie en tooneelbouw van Frits Lensvelt; costumes naar keuze van Nell Bronger
- 1926 - Oud-Perzische kwatrijnen
- 1927 - Nieuw Zeeuwsch Geuzenlied. Naar aanleiding van het zoogenaamde Nederlandsch-Belgisch Verdrag
- 1930 - Morgengedachten op den vijftigsten geboortedag van Wilhelmina van Oranje-Nassau, Koningin der Nederlanden
- 1931 - Bezonnen verzen
- 1932 - Honderd Hollandsche kwatrijnen
- 1932 - Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe
- 1937 - Een nieuwe lente op Hollands erf[5]
- 1940 - Kerstlied
- 1941 - Een lied van Isoude, tekening: W. Hussem Orpheus-serie nr. 3
- 1942 - In den keerkring. Zeven gedichten
- 1942 - Tusschenspelen
- 1942 - Gegeven keur
- 1943 - 1954 - Verzameld werk (zeven delen, uitgebracht na zijn dood)
- Eerste deel: Verzen; Praeludiën; Naenia; Stemmen; Sonnetten; Beatrijs (1943)
- Tweede deel: Vergeten liedjes; Carmina; Lente-maan; Liederen van Isoude; Zomerwolken (1948)
- Derde deel: Bezonnen verzen; Hollandsche kwatrijnen; Achttien verzen; Tusschenspelen; Verspreide gedichten; Spel van Platoons leven; Alianora; Middelburgs overgang; Omar Khayyam; Sapfo; Louïze Labé; Oud-Perzische kwatrijnen (1951)
- Vierde deel: Aischylos; Smeekelingen; Perzen; Zeven tegen Thebai; Prometheus geboeid; Agamemnoon; Doodenoffer; Eumenieden (1947)
- Vijfde deel: Elektra; Koning Oidipoes/Sofokles. Drinkgelag; Phaidoon; Phaidros/Platoon (1951)
- Zesde deel: Odyssee/Homeros (1951)
- Zevende deel: Veertien boeken van Homeros' Ilias [onvoltooid]; beginregels in de deelen I-III; bibliografie (1954)
- 1968 Verzamelde lyriek (2 delen)
Vertalingen
[bewerken | brontekst bewerken]- 1908 - Ifigeneia in Tauris van Johann Wolfgang von Goethe
- 1910 - Salomé, en Een Florentijnsch treurspel. Vert. van (resp. uit het Frans en het Engels): Salome, en A Florentine tragedy van Oscar Wilde
- 1911 De profundis. Vert. van: De Profundis van Oscar Wilde. Met enkele brieven van Wilde
- 1912 - Prometheus geboeid. Vert. van: Promētheus desmōtēs van Aischylos
- 1913 - Rubaiyat. Honderd kwatrijnen van Omar Khayyam. Vert. uit het Perzisch
- 1914 - Individualisme en socialisme. Vert. van: The soul of man under socialism van Oscar Wilde, 1904
- 1919 - Platoons Phaidoon
- 1919 - Torquato Tasso. Tooneelspel van J.W. von Goethe. Vert. van: Torquato Tasso
- 1919 - Doodenoffer. Treurspel, naar het Grieksch van Aischylos
- 1921 - Elektra. Drama van Sofokles
- 1922 - Eumenieden, naar het Grieksch van Aischylos
- 1924 - De sonnetten van Louïze Labé, naast den oorspronkelijken tekst vertaald
- 1926 - Koning Oidipoes. Drama van Sofokles
- 1928 - Oden en fragmenten van Sapfo, vert. uit het Grieks door P.C. Boutens; waaraan is toegevoegd zijn Ode aan Sapfo
- 1928 - Perzen. Naar het Grieksch van Aischylos
- 1928 - Zeven tegen Thebai. Treurspel, naar het Grieksch van Aischylos. Oorspr. verschenen in: De Nieuwe Gids; 38, 2., 1923
- 1929 - Sofokleous Oidipous Turannos = Koning Oidipoes. De Grieksche tekst werd herzien en in Nederlandsche verzen overgebracht door P.C. Boutens
- 1937 -Homeros' Odyssee
Zie ook:
- Anton Reichling S.J. Het platonisch denken bij P.C. Boutens. Poging tot verklaring van Boutens' wijsgeerig dichten. 1925
- A.A.M. Stols, Bibliographie van het werk van P.C. Boutens, 1894-1924. 1925
- A.A.M. Stols, Eerste aanvulling: December 1924 - Februari 1930. 1930
- De P.C. Boutens-collectie van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg. 1997[6]
Over Boutens
[bewerken | brontekst bewerken]Over Boutens is nog steeds niet veel biografisch verschenen. Belangrijke studies tot nu toe zijn:'
- D.A.M. Binnendijk. Een protest tegen den tijd. Inleiding tot de poëzie van P.C. Boutens , 1945
- Karel de Clerck, Uit het leven van P. C. Boutens. 1964
- W. Blok, P. C. Boutens en de nalatenschap van Andries de Hoghe. 1983
- Jan Kuijk. Het gaat nu eenmaal niet zonder erotiek. Over de rijmprent van P.C. Boutens bij het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard, 1987
- Ik heb iets bijna schoons aanschouwd. Over leven en werk van P.C. Boutens 1870-1943. Red.: Jan Nap, Ben Peperkamp, Murk Salverda (hoofdred.), Joost van der Vleuten. Schrijversprentenboek 34. 1993
- Marco Goud, Ziende verbeelding. Over zien en (on)zichtbaarheid in poëzie en poëtica van P. C. Boutens. 2003
Marco Goud bereidt een biografie van Boutens voor.
Prijzen
[bewerken | brontekst bewerken]- 1913 - Tollens-prijs voor zijn gehele oeuvre
- 1914 - Nieuwe Gids-prijs voor Carmina
- 1925 - Prijs voor Meesterschap voor Zomerwolken
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Gedichten van Boutens bij het project Laurens Janszoon Coster
- Biografieën, werken en teksten bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl)
- H. van der Hoeven, 'Bouters, Pieter Cornelis (1870-1943)', in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (1985)
- Koninklijke Bibliotheek deelcollectie P.C. Boutens
- Christiaan Janssens P.C. Boutens en Gods geheim
- ↑ Zijn oorspronkelijke geslachtsnaam Bouters werd gewijzigd in Boutens bij uitspraak van de Arrondissements Rechtbank Middelburg van 14 maart 1898, akte nr. 79
- ↑ Zie hierna de rubriek Over Boutens.
- ↑ P.C. Boutens - Bi(bli)ografie. www.schrijversinfo.nl. Geraadpleegd op 2 januari 2023.
- ↑ Alianora. Spel van het huwelijk van Reynalt van Nassaw, hertog van Gelre, en Alianora van Engeland. Gebarenspel, opgevoerd o.l.v. Henricus Jansen. De liederen zijn van Boutens, de proza-inleidingen niet
- ↑ Een nieuwe lente op Hollands erf : aan Prinses Juliana der Nederlanden bij haar huwelijk met Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld. Rijmprent op 7 jan. 1937 door de regeering uitgereikt aan de Nederlandsche jeugd
- ↑ Deze bibliotheek heeft de grootste collectie Boutensiana, mede afkomstig uit de nalatenschap en van de familie van de dichter. Deze inventaris van de collectie geeft veel informatie over zowel primaire als secundaire literatuur over de dichter.