Leermos

Leermos
Peltigera canina
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Ascomycota
Klasse:Lecanoromycetes
Onderklasse:Lecanoromycetidae
Orde:Peltigerales
Familie:Peltigeraceae
geslacht
Peltigera
Willd. (1787)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Leermos op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

Leermos (Peltigera)[1][2][3] is een schimmelgeslacht van ongeveer vijftig soorten bladvormige korstmossen behorend tot de familie Peltigeraceae.

Leermossoorten, die bekend staan als de hondenkorstmossen[4], zijn vaak terricool (groeien op aarde), maar kunnen in veel delen van de wereld ook voorkomen op mos, bomen, rotsen en vele andere substraten. De meeste leermossoorten hebben het blauwwier Nostoc als de dominante fytobiont, maar sommige hebben de groene alg Coccomyxa, in welk geval ze ook kleine galachtige gezwellen hebben die Nostoc bevatten. Vanwege hun vermogen om stikstof uit de atmosfeer te binden, zijn dergelijke korstmossen van invloed op de samenstelling en vorming van de bodem.

Leermossoorten zijn folieus (bladvormig) en hebben breed gelobde thalli. Hoewel de grootte van de thalli variabel en soortafhankelijk is, kunnen de thalli bij sommige soorten tot 30 cm in diameter groot worden. De kleur van het bovenoppervlak kan variëren van grijs, bruin of groenachtig. Lagere oppervlakken zijn meestal zonder cortex (in tegenstelling tot andere folieuze korstmossen) en donzig, vaak met schimmeldraden die zijn samengegroeid tot een netwerk van aders. De voortplantingsstructuren isidia, soredia of lobben kunnen bij sommige soorten aanwezig zijn. Alle soorten Peltigera associëren met de stikstofbindende cyanobacteriën Nostoc.

P. didactyla is een veel voorkomende pioniersoort op verstoorde bodems en voedselarme graslanden in West-Europa. Op Deception Island in de South Shetlands-archipel, werd P. didactyla op grote schaal gevonden op as van vulkaanuitbarstingen, die plaatsvonden in de late jaren 1960 en 1970.

In 1753 vermeldde Carl Linnaeus de soorten Lichen apthosus en Lichen caninus in Species plantarum, toen 'hij alle bekende korstmossen opnam in het geslacht Lichen. In 1787, beschreef Willdenow het geslacht Peltigera en beschreef hij P. aphthosa en P. canina opnieuw. De geslachtsnaam is afgeleid van het Latijnse pelta (klein schild) en verwijst naar het schildvormige thallus in deze soorten. De Nederlandse naam hondenkorstmos[bron?] verwijst naar de waargenomen gelijkenis van P. caninus met een hond.

In een vergelijkende analyse van zowel morfologische en chemische kenmerken als sequenties van nucleair ribosomaal DNA van grote subeenheden, werd aangetoond dat het geslacht Peltigera monofyletisch is.

Leermossoorten hebben een groot verspreidingsgebied en zijn te vinden op alle continenten. Er zijn 34 Noord-Amerikaanse soorten, 30 Europese soorten, 25 soorten uit Zuid-Amerika en 16 soorten uit Nieuw-Zeeland. In Nederland zijn 14 soorten bekend, te weten:

  1. Appelgroen leermos
  2. Bleekgroen leermos
  3. Duinleermos
  4. Gebobbeld leermos
  5. Grasgroen leermos
  6. Grof leermos [5]
  7. Groot leermos
  8. Kaal leermos
  9. Klein leermos
  10. Ruig leermos
  11. Soredieus leermos
  12. Vertakt leermos
  13. Zadelleermos
  14. Zwart leermos

Leermossoorten worden van oudsher gebruikt om wonden, urinewegaandoeningen, spruw, tuberculose en hondsdolheid te behandelen. P. apthosa werd gebruikt als middel tegen hoest en infantiele aften. P. furfuracea heeft een krachtige antioxiderende activiteit en een verminderend vermogen getoond. Evenzo is gemeld dat Peltigera-exemplaren uit Hawaï en IJsland een uitgesproken antioxiderende werking vertonen.

Hoewel in enkele rapporten wordt beschreven dat kariboes en rendieren zich voeden met de thalli van leermossen, worden ze in het algemeen niet algemeen gebruikt als voedselbron door zoogdieren. Een studie van de graasgewoonten van de landslakken Cantareus aspersa en Limax-soorten onthulde dat deze slakken de voorkeur geven aan Peltigera-soorten (zoals P. praetextata) die geen secundaire metabolieten hebben.

Bioactieve verbindingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Peltigera leucophlebia bevat de verbindingen tenuiorin en methyl-orsellinate, die remmend werken op het enzym 15-lipoxygenase. Tenuiorin komt ook voor in P. apthosa, P. malacea en P. neckeri. Er is een mengsel van methyl- en ethyl-orsellinaten geïdentificeerd uit P. aphthosa dat antibacteriële activiteit had tegen Gram-positieve en -negatieve bacteriën. De nieuwe niet-eiwit aminozuren solorinine en peltigerine zijn gedetecteerd in verschillende soorten Peltigera.

Volgens Index Fungorum telt het geslacht 54 soorten (peildatum februari 2024):

Soortnaam Auteur(s) Publicatiejaar
Peltigera aphthosa (Grasgroen leermos) (L.) Willd. 1787
Peltigera aquatica Miadl. & Lendemer 2014
Peltigera britannica (Gyeln.) Holt.-Hartw. & Tønsberg 1983
Peltigera canina (Groot leermos) (L.) Willd. 1787
Peltigera castanea Goward, Goffinet & Miadl. 2003
Peltigera chionophila Goward & Goffinet 2000
Peltigera collina (Ach.) Schrad. 1801
Peltigera degenii Gyeln. 1927
Peltigera didactyla (Soredieus leermos) (With.) J.R. Laundon 1984
Peltigera dilacerata (Gyeln.) Gyeln. 1932
Peltigera dolichorhiza (Nyl.) Nyl. 1888
Peltigera elisabethae Gyeln. 1927
Peltigera extenuata (Vertakt leermos) (Nyl. ex Vain.) Lojka 1886
Peltigera fibrilloides (Gyeln.) Vitik. 1998
Peltigera fimbriata Vitik., Sérus., Goffinet & Miadl. 2009
Peltigera gowardii Lendemer & O'Brian 2011
Peltigera granulosa Sérus., Goffinet, Miadl. & Vitik. 2009
Peltigera horizontalis (Zadelleermos) (Huds.) Baumg. 1790
Peltigera hydrophila W.R. Buck, Miadl. & N. Magain 2020
Peltigera hydrothyria Miadl. & Lutzoni 2000
Peltigera hymenina (Kaal leermos) (Ach.) Delise 1830
Peltigera isidiophora L.F. Han & S.Y. Guo 2015
Peltigera islandica T. Goward & S.S. Manoharan-Basil 2016
Peltigera koponenii Sérus., Goffinet, Miadl. & Vitik. 2009
Peltigera lactucifolia (Bleekgroen leermos) (With.) J.R. Laundon 1984
Peltigera lairdii C.W. Dodge & E.D. Rudolph 1955
Peltigera latiloba Holt.-Hartw. 2005
Peltigera lepidophora (Vain.) Bitter 1904
Peltigera leptoderma Nyl. 1860
Peltigera leucophlebia (Bleekgroen leermos) (Nyl.) Gyeln. 1926
Peltigera malacea (Appelgroen leermos) (Ach.) Funck 1827
Peltigera membranacea (Gebobbeld leermos) (Ach.) Nyl. 1887
Peltigera montis-wilhelmii Sérus., Goffinet, Miadl. & Vitik. 2009
Peltigera neckeri (Zwart leermos) Hepp ex Müll. Arg. 1862
Peltigera neodegenii L.F. Han, S.Y. Guo & X.M. Xu 2018
Peltigera papuana Sérus., Goffinet, Miadl. & Vitik. 2009
Peltigera polydactylon (Neck.) Hoffm. 1789
Peltigera ponojensis (Duinleermos) Gyeln. 1931
Peltigera praetextata (Ruig leermos) (Flörke ex Sommerf.) Zopf 1909
Peltigera pulverulenta (Taylor) Nyl. 1860
Peltigera pusilla (Fr.) Körb. 1855
Peltigera rufescens (Klein leermos) (Weiss) Humb. 1793
Peltigera scabrosa Th. Fr. 1860
Peltigera scabrosella Holt.-Hartw. 1988
Peltigera seneca Magain, Miadl. & Sérus. 2016
Peltigera serusiauxii Magain, Miadl., Goffinet & Ant. Simon 2020
Peltigera shennongjiana L.F. Han & S.Y. Guo 2019
Peltigera sorediifera (Nyl.) Vitik. 2008
Peltigera subhorizontalis Gyeln. 1932
Peltigera tartarea (Llano) Vitik. 2006
Peltigera tereziana Gyeln. 1928
Peltigera venosa (L.) Hoffm. 1789
Peltigera weberi Sérus., Goffinet, Miadl. & Vitik. 2009
Peltigera wulingensis L.F. Han & S.Y. Guo 2013
  • Antilyssa Haller ex M.Choisy (1929)
  • Byrsalis Neck. ex Kremp. (1869)
  • Chloropeltigera (Gyeln.) Gyeln. (1934)
  • Chloropeltis Clem. (1909)
  • Hydrothyria J.L.Russell (1856)
  • Peltidea Ach. (1803)
  • Peltideomyces E.A.Thomas (1939)
  • Peltigera sect. Chloropeltigera Gyeln. (1932)
  • Peltigeromyces E.A.Thomas ex Cif. & Tomas. (1953)
  • Peltophora Clem. (1909)
  • Placodion P.Browne ex Adans. (1763)