Pieter Hubertus Baltazaar Motké
Pieter Hubertus Baltazaar Motké | ||
---|---|---|
Reliëf met portret van Motké op het monument in Thorn | ||
Algemene informatie | ||
Geboren | 10 januari 1826?[1] Thorn | |
Overleden | 28 december 1872 Pekalongan | |
Nationaliteit | Nederlands | |
Beroep | inspecteur-generaal van financiën | |
Bekend van | Suikerconventie | |
Handtekening | ||
Pieter Hubertus Baltazaar Motké, ook Motkée (Thorn, 10 januari 1826?[1] – Pekalongan, 28 december 1872) was een Nederlandse inspecteur-generaal van financiën in Nederlands-Indië.
Leven en werk
[bewerken | brontekst bewerken]Motké werd in 1826 geboren als zoon van de schoenmaker Jan Jakob Motkée en Gertrudis Elisabeth Paulussen. Zijn vader overleed in 1843. Motké moest als oudste van de negen kinderen mee helpen de kost te verdienen. Hij koos voor een loopbaan binnen de belastingdienst.[2] Binnen deze dienst maakte hij carrière. Hij werkte onder meer in Zeeland, Limburg en Groningen. In 1860 werd Motké benoemd tot hoofdinspecteur der Directe Belastingen In- en Uitgaande Rechten en Accijnzen bij het departement van Financiën in Den Haag. Hij vertegenwoordigde Nederland bij het sluiten van de Internationale Suikerconventie tussen Frankrijk, Engeland, België en Nederland in 1864 in Parijs. Voor zijn verdiensten ontving hij meerdere onderscheidingen. Zo werd hij in 1864 door de koning van Italië benoemd tot officier in de Orde van Sint-Mauritius en Sint-Lazarus.[3] In 1865 werd hij door de Franse keizer benoemd tot officier in het Franse Legioen van Eer.[4] In 1865 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.[5] Ook was hij ridder in de Belgische Leopoldsorde.[6]
In 1871 werd hij door koning Willem III als inspecteur-generaal naar Nederlands-Indië gestuurd met de opdracht om orde op zaken te stellen in de overheidsadministratie. Hij arriveerde op 25 februari 1872 in Batavia. Hij begon zijn werkzaamheden met een inspectiereis over Java. Aan het eind van het jaar 1872 verbleef hij in Samarang, waar hij ziek werd en verlammingsverschijnselen vertoonde. Hij overleed op 28 december 1872 op 46-jarige leeftijd in Pekalongan in - zo schrijft de Javabode - de armen van zijn daar aanwezige broer (Godefridus Ludovicus Leopold die hem op zijn reis naar Nederlands Indië vergezelde) en werd een dag daarna aldaar begraven. Knippenberg vermeldt dat er sprake geweest zou kunnen zijn van vergiftiging.[7] De diverse krantenberichten die melding maken van het overlijden van Motké spreken over koortsaanvallen.
Twee jaar later werd op zijn sterfdag in Thorn een gedenkzuil met zijn beeltenis onthuld. Het beeld werd gemaakt door de beeldhouwer Henri Leeuw uit Roermond. Dezelfde beeldhouwer maakte ook het ontwerp voor een gedenkteken op het graf van Motké in Pekalongan.[8] Ter gelegenheid van de onthulling schreef de dichter Michaël Smiets een feestcantate op muziek van de componist Jos Beltjens. De Gronings industrieel Willem Albert Scholten, die bevriend was met Motke, was initiatiefnemer tot dit monument. Scholten had een van zijn fabrieken - Motké in Zuidbroek - uit erkentelijkheid voor de advisering op fiscaal gebied door Motké naar hem genoemd.[9] Scholten schonk ook een portret van Motké aan het Ministerie van Financiën.[7]
- Knippenberg, Herman Hubert Motkê, Petrus Hubertus Balthazar in Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel 4, Leiden, 1918
- Meinsma, J. "Ter nagedachtenis van P.H.B. Motké", necrologie in de Javabode d.d. 18 januari 1873 (de necrologie zelf is gedateerd 16 januari 1873)
- Rueb, J. In memoriam P. Motke in de Javabode d.d. 18 februari 1873 (gedateerd Rotterdam 3 januari 1873)
- Peter Motké in De Volksvriend d.d. 2 januari 1875
- "Onthulling monument Motké in Thorn" in Bataviaasch Handelsblad d.d. 23 februari 1875
Noten
- ↑ a b De meeste bronnen geven aan dat Motké op 10 januari 1826 geboren zou zijn. In zijn geboorteakte d.d. 12 januari 1826 wordt gesproken over voorgisteren d.w.z. 10 januari 1826. Zijn doopinschrijving is echter gedateerd op 6 januari 1826
- ↑ Ook vijf broers van Motké kozen voor een carrière binnen de belastingdienst: Gerardus Hendrik Hubertus als controleur, Jan Mathijs Joseph als belastingambtenaar, Thomas Antoon als verificateur, Theodoor Everard als controleur en Godefridus Ludovicus Leopold Motké als rijksontvanger. Een zesde broer overleed op 19-jarige leeftijd. Ook zijn beide zussen trouwden met belastingambtenaren (bron Wiewaswie), zie ook Pfeil, Tom "Op gelijke voet: de geschiedenis van de Belastingdienst", Deventer, 2009.
- ↑ In de Staatscourant d.d. 31 december 1864 werd het Koninklijk Besluit d.d. 26 december 1864 gepubliceerd waarin Motké toestemming werd verleend om de Italiaanse onderscheiding te mogen aannemen en de onderscheidingstekens te mogen dragen.
- ↑ In de Staatscourant d.d. 3 januari 1866 werd het Koninklijk Besluit d.d. 30 december 1865 gepubliceerd waarin Motké toestemming werd verleend om de Franse onderscheiding te mogen aannemen en de onderscheidingstekens te mogen dragen.
- ↑ Koninklijk Besluit d.d. 9 juni 1865 (bron Staatscourant d.d. 10 juni 1865)
- ↑ Zijn onderscheidingen worden genoemd in de in de Javabode d.d. 18 januari 1873 gepubliceerde necrologie. In de landelijke kranten werd in de jaren 1864 t/m 1866 melding gemaakt van de afzonderlijke toekenningen, met uitzondering van de Leopoldsorde, deze wordt alleen vermeld in de genoemde necrologie.
- ↑ a b Knippenberg 1918:2011
- ↑ Het Nieuws van den Dag d.d. 31 december 1874
- ↑ Kooij, Pim Nederlandse ondernemers over de grenzen. Een vertrekpunt, 1993