Piltdown-mens

De Piltdownmens met een aantal van zijn belangrijkste onderzoekers. Achterste rij: Frank Barlow, G. Elliot Smith, Charles Dawson, Arthur Woodward. Voorste rij: Arthur Underwood, Arthur Keith, William Pycraft, Ray Lankester

De Piltdown-mens (Engels: 'Piltdown Man') betrof een aanvankelijk veronderstelde vroege mensachtige, waarvan de fossiele resten bij een nadere beschouwing met behulp van moderne onderzoeksmethoden echter vervalsingen bleken te zijn. Het ging om delen van een schedel en een (naar zou blijken:bewerkte) halve onderkaak, "gevonden" door de amateur-paleontoloog Charles Dawson bij archeologische opgravingen in de zomer van 1912 in Piltdown, East Sussex. Hij vertelde over zijn "vondst" in een brief aan paleontoloog Arthur Woodward. In 1953 bleek dat de halve onderkaak van een orang-oetan was en de schedeldelen van een moderne mens waren.

De vondst bestond uit grote delen van de schedel. Toen Woodward en Dawson samen verder groeven, vonden ze ook een flink deel van de onderkaak. Opvallend aan de vondst was dat de schedel een zeer menselijk uiterlijk had, terwijl de kaak nog een zeer aapachtig voorkomen had. De twee paleontologen merkten het fossiel, dat de naam Eoanthropus dawsoni (dageraadmens van Dawson) kreeg, aan als “het belangrijkste tot nog toe ontdekte fossiel.” In de volgende jaren werden nog een aantal vondsten gedaan in Piltdown, waaronder de resten een tweede exemplaar van de veronderstelde Piltdown-mens, tot Dawson in 1916 overleed. Daarna bleef Woodward zoeken, maar zonder verder resultaat.

In de volgende jaren werden elders nieuwe fossiele mensensoorten gevonden - Homo erectus in China en Indonesië, Australopithecus in Afrika. Deze verschilden echter van Eoanthropus. Terwijl Eoanthropus een menselijke schedel en een aapachtige kaak had, hadden deze zowel een primitieve schedel met kleine herseninhoud als een primitieve kaak. Eoanthropus stelde de wetenschappers voor een raadsel; sommigen beschouwden het als een toevallige samenkomst van de schedel van een primitieve mens en de kaak van een mensaap.

Nieuw onderzoek

[bewerken | brontekst bewerken]

Reeds na 1929 rezen er twijfels over de echtheid van de kiezen, toen Miller de mogelijkheid opperde dat deze zouden zijn bewerkt. In 1930 verzocht hij Remingtomn Kellogg (later directeur van het US Museum of Natural History (1948-1962) om te onderzoeken of ze waren bewerkt. Miller zou echter door collegaś zijn overreed zijn verdenkingen niet te pubiceren, omdat deze een te serieuze beschuldiging inhielden.

In 1947 werd met een inmiddels nieuw ontwikkelde dateringsmethode opnieuw een ouderdomsbepaling uitgevoerd. Deze herdatering leverde vppr de vermoedelijke ouderdom van de Piltdown-mens hoogstens 50 000 jaar oud op. De ouderdom van de grindlaag waarin de resten waren gevonden, werd aanvankelijk op 500 000 jaar geschat. In 1926 was al vastgesteld dat de werkelijke ouderdom van de laag hooguit 50 000 jaar kon zijn. Maar tot de datering in 1947 bleef twijfel bestaan over de ouderdom van de vondsten. ..

Samenstelling

[bewerken | brontekst bewerken]

Bij een nauwkeuriger meting bleken toen ook de kaak en de schedel niet bij elkaar te horen. Uit verder onderzoek werd geconcludeerd dat de resten van de Piltdownmens een fabricage zou zijn, samengesteld uit een kaak van een orang-oetan of andere mensaap en van een (deel van een) moderne menselijke schedel, beide chemisch bewerkt om een hogere ouderdom te suggereren. Ook de andere vondsten uit Piltdown bleken van elders afkomstig te zijn.

Ontmaskering als vervalsing

[bewerken | brontekst bewerken]

Een belangrijke rol bij de ontrafeling van de Piltdown-mens als vervalsing speelde de antropoloog Kenneth Oakley, samen met J.S. Weiner en W.E. le Gros Clark, Zij publiceerden The Solution of the Piltdown Problem in het Bulletin of the British Museum of Natural History - Geology Department. Zij legden bloot dat het een hoax betrof. Door een volledige heranalyse van de slijtage van de kiezen, een onderzoek naar het fluorgehalte in 1949, het stikstof)gehalte en de kleuring, concludeerden Oakley en zijn collega's dat de schedelfragmenten niet van één exemplaar waren. In plaats daarvan leek het erop dat de schedel een fabricage betrof, samengesteld uit een moderne onderkaak van een aap die min of meer vakkundig was versmolten met de schedelfragmenten van een andere soort.

Deze ontmaskering resulteerde in een wezenlijke herziening van het bestaande menselijk fossielenbestand, waaruit de zogenaamde Eoanthropus dawsoni werd verwijderd.

Vermoedelijke dader van de vervalsing

[bewerken | brontekst bewerken]

De dader van de pas na vele jaren als zodanig aangetoonde vervalsing bleef onduidelijk. Charles Dawson (die al eerder een aantal "vondsten" presenteerden die later vervalsingen bleken te zijn) is de meest aannemelijke verdachte, maar een reeks andere namen, onder wie die van jezuïet, geoloog, antropoloog en filosoof Pierre Teilhard de Chardin (vinder van een hoektand van de Piltdown mens) is ook genoemd. Een andere recentelijk populaire hypothese is dat de vervalser Martin A.C. Hinton was, een conservator van het Natural History Museum, die Woodward een hak wilde zetten.

Kanttekeningen bij het aanvankelijk geloof in de echtheid en de latere weerlegging

[bewerken | brontekst bewerken]

Duidelijk is wel de verklaring waardoor wetenschappers Eoanthropus aanvankelijk klakkeloos accepteerden en later, reeds voor de ontmaskering, op een dwaalspoor waren gezet. De acceptatie verliep gemakkelijk, doordat de beweerde vondst de heersende theorieën leek te bevestigen over menselijke evolutie (eerst het vergrote brein, pas daarna het mensachtig lichaam), en in het Verenigd Koninkrijk ook om nationalistische redenen. Ook was de heersende opvatting gedeeltelijk racistisch geïnspireerd, vanuit het destijds populaire vooroordeel dat de mens in Europa en/of Azië moest zijn ontwikkeld. Fossiele bewijzen die wezen op een oorsprong in Afrika werden door witte westerse wetenschappers op grond van racistische vooroordelen onderdrukt. Dit werd later gecorrigeerd, toen bleek dat uit steeds meer fossielen een ander verhaal leek te kunnen worden afgeleid: namelijk eerst de menselijke vorm, pas daarna het vergrote brein, en dat die ontwikkeling hoofdzakelijk in Afrika plaatsvond.

Literatuur (selectie)

[bewerken | brontekst bewerken]

Frank Spencer Piltdown - a scientific forgery (gebaseerd op onderzoek door Ian Langham, 1942-1984)

Dr. Miles Russell The Piltdown Man Hoax - Case Closed

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Piltdown Man van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.