Grafiek van de signumfunctie (let op de nulwaarde in de oorsprong ) Het signum , als functie vaak aangeduid als sgn , is een eenvoudige wiskundige functie die, zoals de naam min of meer zegt[ 1] , het teken van het argument aangeeft. Een negatief getal heeft het teken − 1 {\displaystyle -1} , het getal 0 {\displaystyle 0} het teken 0 {\displaystyle 0} en een positief getal heeft het teken + 1 {\displaystyle +1} :
sgn ( x ) = { − 1 als x < 0 0 als x = 0 1 als x > 0 {\displaystyle \operatorname {sgn}(x)={\begin{cases}-1&{\mbox{als }}x<0\\\ \ \;0&{\mbox{als }}x=0\\\ \ \;1&{\mbox{als }}x>0\end{cases}}} Het gebruik van de functie signum maakt het in sommige gevallen mogelijk één uitdrukking te hanteren in plaats van de diverse gevallen te onderscheiden. In plaats van te schrijven:
f ( x ) = { f – ( x ) als x < 0 f 0 ( x ) als x = 0 f + ( x ) als x > 0 {\displaystyle f(x)={\begin{cases}f_{\text{–}}(x)&{\mbox{als }}x<0\\f_{\text{0}}(x)&{\mbox{als }}x=0\\f_{\text{+}}(x)&{\mbox{als }}x>0\end{cases}}} kan volstaan worden met de uitdrukking:
f ( x ) = 1 2 ( 1 − sgn ( x ) ) | sgn ( x ) | f – ( x ) + {\displaystyle f(x)={\tfrac {1}{2}}(1-\operatorname {sgn}(x))|\operatorname {sgn}(x)|f_{\text{–}}(x)+} + ( 1 − | sgn ( x ) | ) f 0 ( x ) + {\displaystyle +(1-|\operatorname {sgn}(x)|)f_{\text{0}}(x)+} + 1 2 ( 1 + sgn ( x ) ) | sgn ( x ) | f + ( x ) {\displaystyle +{\tfrac {1}{2}}(1+\operatorname {sgn}(x))|\operatorname {sgn}(x)|f_{\text{+}}(x)} Elk reëel getal kan worden uitgedrukt als het product van de absolute waarde en de signumfunctie ervan:
x = | x | ⋅ sgn ( x ) {\displaystyle x=|x|\cdot \operatorname {sgn}(x)} Voor x ≠ 0 {\displaystyle x\neq 0} geldt:
sgn ( x ) = x | x | = | x | x {\displaystyle \operatorname {sgn}(x)={\frac {x}{|x|}}={\frac {|x|}{x}}} en dan dus ook:
sgn ( x ) = x 2 x {\displaystyle \operatorname {sgn}(x)={\frac {\sqrt {x^{2}}}{x}}} Voor x ≠ 0 {\displaystyle x\neq 0} is de signumfunctie de afgeleide van de absolutewaardefunctie.
Voor alle reële waarden van x ≠ 0 {\displaystyle x\neq 0} is de signumfunctie differentieerbaar , met afgeleide 0.
Grafiek van de functie f {\displaystyle f} Een voorbeeld van het gebruik van het signum is de volgende functie (de grafiek ervan staat in de hiernaast staande figuur):
f ( x ) = h 1 ( x ) ⋅ h 2 ( x ) − 2 sgn ( x ) − 2 {\displaystyle f(x)=h_{1}(x)\cdot h_{2}(x)-2\operatorname {sgn}(x)-2} met:
h 1 ( x ) = ( − sgn ( x ) + x − 1 ) 0 , 5 ⋅ sgn ( x ) + 1 , 5 {\displaystyle h_{1}(x)=(-\operatorname {sgn}(x)+x-1)^{0{,}5\cdot \operatorname {sgn}(x)+1{,}5}} h 2 ( x ) = 2 , 5 − 1 , 5 ⋅ sgn ( x ) {\displaystyle h_{2}(x)=2{,}5-1{,}5\cdot \operatorname {sgn}(x)} Subsitutie van x = 0 {\displaystyle x=0} in de functie h 1 {\displaystyle h_{1}} geeft:
h 1 ( 0 ) = ( − sgn ( 0 ) + 0 − 1 ) 1 2 sgn ( 0 ) + 3 2 = ( − 1 ) 3 2 {\displaystyle h_{1}(0)=(-\operatorname {sgn}(0)+0-1)^{{\frac {1}{2}}\operatorname {sgn}(0)+{\frac {3}{2}}}=(-1)^{\frac {3}{2}}} Deze laatste uitdrukking heeft geen reële waarde. De functie f {\displaystyle f} bestaat daarmee niet voor x = 0 {\displaystyle x=0} .
Deze functie kan ook beschreven worden met het voorschrift:
f ( x ) = { 4 x als x < 0 ( x − 2 ) 2 − 4 als x > 0 {\displaystyle f(x)={\begin{cases}4x&{\mbox{als }}x<0\\(x-2)^{2}-4&{\mbox{als }}x>0\end{cases}}} Hierna volgt de afleiding daarvan.
Allereerst is:
− sgn ( x ) + x − 1 = x − 0 {\displaystyle -\operatorname {sgn}(x)+x-1=x-0\quad } voor x < 0 {\displaystyle x<0} − sgn ( x ) + x − 1 = x − 2 {\displaystyle -\operatorname {sgn}(x)+x-1=x-2\quad } voor x > 0 {\displaystyle x>0} 0 , 5 ⋅ sgn ( x ) + 1 , 5 = 1 {\displaystyle 0{,}5\cdot \operatorname {sgn}(x)+1{,}5=1\quad } voor x < 0 {\displaystyle x<0} 0 , 5 ⋅ sgn ( x ) + 1 , 5 = 2 {\displaystyle 0{,}5\cdot \operatorname {sgn}(x)+1{,}5=2\quad } voor x > 0 {\displaystyle x>0} 2 , 5 − 1 , 5 ⋅ sgn ( x ) = 4 {\displaystyle 2{,}5-1{,}5\cdot \operatorname {sgn}(x)=4\quad } voor x < 0 {\displaystyle x<0} 2 , 5 − 1 , 5 ⋅ sgn ( x ) = 1 {\displaystyle 2{,}5-1{,}5\cdot \operatorname {sgn}(x)=1\quad } voor x > 0 {\displaystyle x>0} 2 ⋅ sgn ( x ) = − 2 {\displaystyle 2\cdot \operatorname {sgn}(x)=-2\quad } voor x < 0 {\displaystyle x<0} 2 ⋅ sgn ( x ) = 2 {\displaystyle 2\cdot \operatorname {sgn}(x)=2\quad } voor x > 0 {\displaystyle x>0} Het functievoorschrift kan hiermee nu worden geïnterpreteerd als:
f ( x ) = ( x − (0 of 2) ) (1 of 2) ⋅ ( 4 of 1 ) − (−2 of 2) − 2 {\displaystyle f(x)=(x-{\mbox{(0 of 2)}})^{\mbox{(1 of 2)}}\cdot ({\mbox{4 of 1}})-{\mbox{(−2 of 2)}}-2} Als x {\displaystyle x} negatief is, geldt:
f ( x ) = ( x − 0 ) 1 ⋅ 4 + 2 − 2 = x ⋅ 4 {\displaystyle f(x)=(x-0)^{1}\cdot 4+2-2=x\cdot 4} Is x {\displaystyle x} positief, dan is:
f ( x ) = ( x − 2 ) 2 ⋅ 1 − 2 − 2 = ( x − 2 ) 2 − 4 {\displaystyle f(x)=(x-2)^{2}\cdot 1-2-2=(x-2)^{2}-4} Dus is het voorschrift van f {\displaystyle f} inderdaad te schrijven als:
f ( x ) = { 4 x als x < 0 ( x − 2 ) 2 − 4 als x > 0 {\displaystyle f(x)={\begin{cases}4x&{\mbox{als }}x<0\\(x-2)^{2}-4&{\mbox{als }}x>0\end{cases}}} Verder is, en zie ook de grafiek van f {\displaystyle f} hierboven:
lim x ↑ 0 f ( x ) = ( 1 + 0 − 1 ) 1 ⋅ ( 2 , 5 + 1 , 5 ) + 2 − 2 = 0 {\displaystyle \lim _{x\uparrow 0}f(x)=(1+0-1)^{1}\cdot (2{,}5+1{,}5)+2-2=0} lim x ↓ 0 f ( x ) = ( − 1 + 0 − 1 ) 2 ⋅ ( 2 , 5 − 1 , 5 ) − 2 − 2 = 0 {\displaystyle \lim _{x\downarrow 0}f(x)=(-1+0-1)^{2}\cdot (2{,}5-1{,}5)-2-2=0} Daarmee kan dan de functie f {\displaystyle f} voor x = 0 {\displaystyle x=0} continu gemaakt worden door te definiëren :
f ( 0 ) = 0 {\displaystyle f(0)=0} De continumakende waarde voor x = 0 {\displaystyle x=0} is dus gelijk aan 0 {\displaystyle 0} . Hier is er dus sprake van ophefbare discontinuïteit .
Kromme van Lamé met k = 1 2 {\displaystyle k={\tfrac {1}{2}}} Een lid van de familie krommen van Lamé (de zogenoemde superellipsen ) wordt in een cartesisch coördinatenstelsel gedefinieerd door:
| x a | k + | y b | k = 1 {\displaystyle \left|{\frac {x}{a}}\right|^{k}+\left|{\frac {y}{b}}\right|^{k}=1\quad } met k = 1 2 {\displaystyle k={\tfrac {1}{2}}} en a , b > 0 {\displaystyle a,b>0} Deze kromme is, evenals een ellips die met k = 2 {\displaystyle k=2} ook tot die familie behoort, symmetrisch in de x - en de y -as. Met a = 3 , b = 2 {\displaystyle a=3,b=2} is de lengte van de grote as gelijk aan 6; die van de kleine as is 4. Wordt deze vergelijking geschreven als:
( | x 3 | 1 4 ) 2 + ( | y 2 | 1 4 ) 2 = 1 {\displaystyle \left(\left|{\frac {x}{3}}\right|^{\frac {1}{4}}\right)^{\!2}+\left(\left|{\frac {y}{2}}\right|^{\frac {1}{4}}\right)^{\!2}=1} dan ligt het, ten behoeve van een parametervergelijking met de parameter t ∈ [ 0 , 2 π ] {\displaystyle t\in [0,2\pi ]} , voor de hand te stellen:
{ | x 3 | 1 4 = cos ( t ) | y 2 | 1 4 = sin ( t ) {\displaystyle {\begin{cases}\left|{\frac {x}{3}}\right|^{\frac {1}{4}}=\cos(t)\\\left|{\frac {y}{2}}\right|^{\frac {1}{4}}=\sin(t)\end{cases}}\quad } of { | x | = 3 cos 4 ( t ) | y | = 2 sin 4 ( t ) {\displaystyle \quad {\begin{cases}\left|x\right|=3\cos ^{4}(t)\\\left|y\right|=2\sin ^{4}(t)\end{cases}}} Met de signumfunctie zijn beide laatste relaties dan te schrijven als:
{ x = 3 cos 4 ( t ) ⋅ sgn ( cos ( t ) ) y = 2 sin 4 ( t ) ⋅ sgn ( sin ( t ) ) {\displaystyle {\begin{cases}x=3\cos ^{4}(t)\cdot \operatorname {sgn}(\cos(t))\\y=2\sin ^{4}(t)\cdot \operatorname {sgn}(\sin(t))\end{cases}}} ↑ Lat. signum (meervoud signa ) komt van het werkwoord signare dat inkerven, markeren betekent. Signum betekent daarmee dus iets als 'dat wat gemarkeerd is'.