Simeon (zoon van Jakob)
Simeon (Hebreeuws: שׁמעון, Sjiem'on of Sim?ôn, "hij die luistert" of "hij die (ver)hoort") is in de Hebreeuwse Bijbel de tweede zoon van Jakob en Lea en stamvader van de naar hem vernoemde stam Simeon, een van de twaalf stammen van de Israëlieten.
Verhalen in de Hebreeuwse Bijbel
[bewerken | brontekst bewerken]Simeon nam samen met zijn broer Levi wraak op een Kanaänitische stad, nadat bekend was geworden dat Sichem, de plaatselijke vorst, hun zus Dina had onteerd (Genesis 34). Jakob was over de actie van zijn twee zoons zeer ontstemd en bleef dit tot op zijn sterfbed, toen hij profeteerde dat de stammen van Simeon en Levi verstrooid zouden worden (Genesis 49).
Simeon en zijn broers haatten hun halfbroer Jozef, overwogen hem te doden en verkochten hem in plaats daarvan aan Midjanitische kooplieden die toevallig langskwamen (Genesis 37). Jozefs halfbroers reisden jaren later tijdens een hongersnood naar Egypte om graan te kopen. Zij wisten niet dat Jozef inmiddels de onderkoning van Egypte was geworden. Door een list dwong Jozef zijn halfbroers om ook hun halfbroer en Jozefs broer Benjamin, die bij zijn vader thuisgebleven was, bij Jozef te brengen. In de tussentijd hield Jozef Simeon gevangen als onderpand (Genesis 42).
Stamboom van Simeon
[bewerken | brontekst bewerken]Jakob | Lea | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Simeon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jemuël | Jamin | Ohad | Jachin | Sochar | Saül | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sallum | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mibsam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Misma | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hammuël | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zakkur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Simeï | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16 zoons, 6 dochters | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||