Van Eynatten
Het geslacht van Eynatten, ook wel von Enatten, is een oeradellijk geslacht uit het hertogdom Limburg en wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1213.
Het stamhuis van het geslacht, dat tot de aanzienlijkste tussen Maas en Rijn behoort, ligt in Eynatten.
De naam van Eynatten is uiteindelijk veranderd naar van Eynanten en later ook naar van Nijnanten.
Leden van de familie[bewerken | brontekst bewerken]
- Johann von Eynatten, vermeld in 1398, stamvader van de (thans) Limburgse tak en de lijnen Gulpen (Neubourg) en Nuth (kasteel Reijmersbeek). Door vererving wordt hij heer van de heerlijkheid Gulpen en Margraten.
- Jan van Eynatten, een invloedrijk geestelijke in de Bourgondische Nederlanden.
Titels[bewerken | brontekst bewerken]
Leden van het geslacht van Eynatten werden onder meer:
- heer van de heerlijkheid Gulpen en Margraten.
- van 1450 tot 1809 zijn leden van het geslacht heer van kasteel en heerlijkheid Reymersbeek.
- in 1565, 1589, 1600, 1630 en 1702 worden zij toegelaten op l’État de la Noblesse du Pays de Liège et du comité de Looz.
- in 1600, 1623 en 1625 toegelaten als lid van de Ridderschap van het Land van Valkenburg.
- in 1600 toegelaten als lid van de Ridderschap van het Land van 's-Hertogenrade.
- in 1626 verwerft het geslacht de heerlijkheid Nuth, waardoor zij ook heer van deze heerlijkheid worden.
- Op 16 augustus 1635 verheft keizer Ferdinand II te Wenen het geslacht in de Reichsfreiherrenstand. Winand von Eynatten (1588-1637) noemt zich, Edler Freiherr und Panierherr zu Neuerburg.
Ook zijn een aantal leden van het geslacht lid van de Duitse Orde:
- Maximilian von Eynatten regeert van 1504 tot aan zijn overlijden in 1512 als landcommandeur van de Duitse Orde in de balije Biesen.
- Vanaf eind 15e eeuw tot 1571 leverde de familie alle landcommandeurs van de Duitse Orde in Gemert. Zo waren Heinrich en Wynand von Eynatten beiden commandeur van de ordeheerlijkheid en commanderij Gemert. Heinrich was dit van 1515-1544, Wynand was dit van 1558-1570.
- Johan von Eynaten zu Opsinnich (1577-1648) was commandeur van Sint-Pieters-Voeren, Gruitrode en Siersdorf.
Het geslacht werd op 2 mei 1827 door koning Frederik Willem III van Pruisen opgenomen in de adel van het Koninkrijk Pruisen.
Bezittingen[bewerken | brontekst bewerken]
De familie bezat onder andere de volgende kastelen en adellijke huizen:
- Billinghuizen: kasteel Groenendael (1398-1525)
- Gulpen: Neubourg (1398-1664 en 1699-1716)
- Herkenbosch: Daelenbroek (1622-1743)
- Maastricht: Lichtenberg (1439-1659)
- Nijswiller: kasteel Nijswiller (ca. 1505-1587)
- Nuth: Reymersbeek (1450-1809)
- Obsinnich: kasteel Obsinnich (15e eeuw
- Voerendaal: Kunderhuis (1642-1659)
- Voerendaal: Peerboom (15e eeuw-1809)
- Voerendaal: kasteel Rivieren (1663-1686)
Bronnen, noten en/of referenties
- Franssen, H., De houding van de adel van het Land van Valkenburg en het Verbond der Edelen 1565, Maasgauw nr. 101, 1982.
- Mertens, J.,Leden van de Duitse Orde in de balije Biesen, deel I, Bilzen, 1994.