Van Zuylen van Nijevelt (Rotterdam)

Wapen van de families van Zuylen van Nijevelt

Van Zuylen van Nijevelt is een adellijk geslacht dat in het Rotterdamse bestuur en later in het landelijk bestuur een rol speelde. Het leverde drie leden van de Nederlandse regering, onder wie twee die premier werden.

De bewezen stamreeks begint met speldenmaker Gerrit Fredericxz van Nyvelt die in 1554 poorter werd van Zwolle. Pas in de 17e eeuw is daar Van Zuylen aan toegevoegd door afstammelingen die in Rotterdam woonden, rijk werden en bestuursfuncties vervulden.

Bij (Frans) algemeen besluit van 1 maart 1808 ontving Philip Julius van Zuylen van Nijevelt, senator, een diploma als comte de l'Empire vanaf 17 maart 1811. Bij Keizerlijk (Frans) besluit van 27 januari 1813 zouden verschillende broers tot baron de l'Empire zijn benoemd. Hiervan zijn echter geen diploma's teruggevonden.

Bij verschillende KB's van 1815 tot 1822 werden onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden leden erkend als Nederlandse adel. In 1822 werd de titel van graaf bij eerstgeboorte verleend, de andere leden van de familie dragen de titel van baron of barones.

Andere families

[bewerken | brontekst bewerken]

De Rotterdamse familie heeft in de 19e eeuw inspanningen geleverd om zich te verbinden aan de stamvader van het oude Utrechtse geslacht Van Zuylen van Nievelt. Het werd echter duidelijk dat die relatie niet kon worden bewezen. Van dat oude adellijke, Utrechtse geslacht, dat in Nederland is uitgestorven, stamt nog een Belgische tak die de naam Van Zuylen van Nyevelt draagt.

Enkele telgen

[bewerken | brontekst bewerken]
Auguste Antoine Joseph Payen, Gezicht op het huis van de resident, de heer J.Ph. van Zuylen van Nyevelt, te Banyuwangi (1828)

De familie voert een sprekend wapen, 'geplukt' bij de Utrechtse homoniemen: drie zuilen. De wapenspreuk is verschillend.

  • Wapen 1811: in zilver drie rode zuilen; in een blauw vrijkwartier een gouden handspiegel, waaromheen zich een spiegelende zilveren slang kronkelt (comte sénateur). Een muts van zwart fluweel met een opslag van contrahermelijn en waarop vijf reigerveren, gestoken in een koker van goud en zilver; ter weerszijden twee dekkleden, de bovenste goud, de onderste zilver; het geheel geplaatst op een blauwe mantel, wit gevoerd.
  • Wapen 28 maart 1815: in zilver drie rode zuilen. Een aanziende helm, een kroon van vijf bladeren; dekkleden: rood en zilver; helmteken: een naar rechts gewende drakekop en -hals van hermelijn, rood, niet pijlpuntig, getongd; schildhouders: twee leeuwen van natuurlijke kleur, rood getongd; het geheel geplaatst op een bruin voetstuk.
  • Wapen 22 augustus 1815: als 1815 I, maar de helmkroon van drie bladeren en twee parels, als dekkleden ter weerszijden één zilveren struisveer, waarop een liggende groen tak met bladeren en (volgens tekst) het helmteken van hermelijn.
  • Wapen 1822: als 1815 I, maar een wrong van rood en zilver, als helmkroon een kroon van drie bladeren en twee maal drie parels; het hemteken pijlpuntig getongd, geen voetstuk en als wapenspreuk: Quinihil Sperat Desperet Nihil, in rode letters op een uitgeschulpt roodomzoomd, wit lint.[1]