Wespenorchis

Wespenorchis
Epipactis helleborine
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:Eenzaadlobbigen
Orde:Asparagales
Familie:Orchidaceae (Orchideeënfamilie)
Onderfamilie:Epidendroideae
Geslachtengroep:Neottieae
Subtribus:Limodorinae
geslacht
Epipactis
Zinn (1757)
Typesoort
Epipactis helleborine (L.) Crantz 1769
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Wespenorchis op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Wespenorchis (Epipactis) is een geslacht van ongeveer zeventig soorten uit de orchideeënfamilie (Orchidaceae).

  • Frans: Epipactis, helleborine
  • Engels: Helleborine
  • Duits: Stendelwurzen

Epipactis heet in het Nederlands "Wespenorchis" omdat de bloemen door wespen worden bestoven.

De botanische naam Epipactis werd reeds door Theophrastos van Eresos, een filosoof en botanicus uit de Griekse oudheid gebruikt. Hij gebruikte deze naam echter, evenals Giovanni Antonio Scopoli, Augustin-Pyrame de Candolle en Victor Albrecht von Haller niet voor dit geslacht, maar voor andere geslachten. De botanische naam Epipactis werd in 1757 door Johann Gottfried Zinn, een hoogleraar in de plantkunde aan de Georg-August-Universität Göttingen, aan dit geslacht toegekend.

Uiterlijke kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

Alle soorten zijn vaste planten. Ze zijn sterk afhankelijk van hun symbiose met hun schimmeldraden. Bij sommige soorten zijn de bladeren gereduceerd en deze hebben weinig chlorofyl. Eén soort, Epipactis viridiflora, heeft zelfs helemaal geen chlorofyl.

Uit hun kruipende, vlezige wortelstokken kunnen nieuwe planten ontstaan, waaruit in het volgende voorjaar weer 20-70 cm hoge stengels ontspruiten.

Er zijn vier tot acht bladeren, gegolfd maar gaafrandig. De bladeren naar de top toe zijn kleiner. De punt is spits. Soorten met minder chlorofyl hebben blauw-paarse bladeren.

De tweezijdig symmetrische, kleurige bloemen groeien aan een eenzijdige aar. kelk- en kroonbladen zijn gelijkvormig. De bloemlip bestaat uit twee delen, een basale (=dichtst bij de bloembodem gelegen) hypochiel en een distale epichiel, die via een insnoering vast of beweeglijk met elkaar verbonden zijn. Het gynostemium is kort, het helmhokje wijst naar voor en bezit een viscarium, rustend op het clinander.

Wespenorchissen groeien op open plaatsen in bossen en tussen struiken op kalkhoudende grond.

De wespenorchissen komen voor in de gematigde en subtropische gebieden van het noordelijk halfrond in Noord-Amerika, Europa en Azië.

In Noord-Amerika komt van nature alleen Epipactis gigantea voor. De brede wespenorchis (Epipactis helleborine) is daar ingevoerd.

Het zwaartepunt van het geslacht ligt echter in de Oude Wereld. Veel soorten komen voor in het Middellandse Zeegebied. Enkele soorten vindt men zuidwaarts langs de kust van Oost-Afrika, andere soorten vindt men oostwaarts tot in Rusland, China, Korea en Japan. Ook in Zuidoost-Azië komen een aantal soorten voor.

Epipactis is ondergebracht in de onderfamilie Epidendroideae, tribus Neottieae, samen met de geslachten Cephalanthera (bosvogeltjes), Neottia en Limodorum.

Het geslacht werd in 1842 door Thilo Irmisch met de toen vijf bekende soorten in twee secties ingedeeld. In de negentiger jaren van de twintigste eeuw stelde Karl Robatsch een nieuwe taxonomie voor.

Erich Klein stelde in 2005 een nieuwe indeling van het geslacht voor:

Moeraswespenorchis
(E. palustris)
Smallippige wespenorchis
(E. leptochila)
Geelgroene wespenorchis
(E. muelleri)
Kleinbladige wespenorchis
(E. microphylla)
  • Nog niet ingedeelde soorten:

    Soorten in België en Nederland

    [bewerken | brontekst bewerken]

    In België en Nederland komen in het wild voor: