Westelijke Xia

Xixia
 Liao-dynastie
 Song-dynastie
1038 – 1227 Mongoolse rijk 
Kaart
1142
1142
Algemene gegevens
Talen Xī Xià
Munteenheid voornamelijk ruilhandel met een kleine hoeveelheid kèpèngs in omloop.[1] (zie: Geschiedenis van Chinees muntgeld tijdens de Westelijke Xia)
Regering
Staatshoofd Khan
Westelijke Xia
Naam (taalvarianten)
Vereenvoudigd 西夏
Traditioneel 西夏
Pinyin Xī Xià
Wade-Giles Hsi Hsia

De Westelijke Xia-dynastie (Xixia) is de Chinese naam voor de Tangut dynastie, die tussen 1038 en 1227 het noordwestelijke deel van China heeft beheerst. Het rijk omvatte het Ordosgebied, Gansu, Shaanxi en het westelijk deel van Binnen-Mongolië. De samenstelling van de bevolking was heterogeen. Behalve Tangut woonden er Oeigoeren, Tibetanen en Han-Chinezen. De staat controleerde de handelsweg van China naar Centraal-Azië (het oostelijk gedeelte van de zijderoute). In 1044 sloten de Tangut een verdrag met Song-China, waarin de Song, in ruil voor vrede, jaarlijks aanzienlijke betalingen moesten doen in de vorm van zilver, zijde en thee. Het rijk kon zich twee eeuwen staande houden door de Song en haar vijanden (eerst de Liao, na 1125 de Jin) tegen elkaar uit te spelen. Het rijk was boeddhistisch. Archeologische vondsten wijzen op de aanwezigheid van met name veel Tibetaanse lama's uit de kagyütraditie van het Tibetaans boeddhisme in de 12e eeuw. Tibetologen als Matthew Kapstein zien in de ceremoniële banden tussen de heersers van dit rijk en deze lama's het begin van de Tibetaanse patroon-priesterrelatie. Uiteindelijk werd het rijk in 1227 door Dzjengis Khan vernietigd. Restanten van de Xia bleven in de volgende eeuwen bestaan, maar zijn wegens gebrek aan bronnen moeilijk te traceren. De naam van dynastie leeft voort in Ningxia, een van de autonome regio's in de Chinese Volksrepubliek.

  • Dunnell, Ruth W., 'The Hsi Hsia', in: Twitchett, Denis C. en Herbert Franke (eds.), The Cambridge History of China, deel 6, Alien Regimes and Border States, 907-1368, Cambridge (Cambridge University Press) 1994, ISBN 0-521-24331-9, pp. 154–204.