Jaap Mansfeld

Jaap Mansfeld (12 augustus 1936) is een vermaard onderzoeker van de Grieks-Romeinse filosofie.

De lectuur van Plato op het Utrechts Stedelijk Gymnasium zette Mansfeld ertoe aan om in 1954 klassieke taal- en letterkunde te gaan studeren. Zijn belangrijkste leermeesters daar waren Willem Jacob Verdenius en Cornelia de Vogel. Daarnaast heeft hij in Utrecht de 'wijsgerige propedeuse' gedaan, zoals dat toen heette[1]. Zijn carrière lang is hij verder aan de Universiteit van Utrecht verbonden gebleven. In 1964 promoveerde hij bij De Vogel met een proefschrift over Parmenides: Die Offenbarung des Parmenides und die menschliche Welt, waarin hij o.a. betoogt dat Parmenides niet expliciet aan Heraclitus' werk refereert. Het is een boek waar Karl Popper zeer enthousiast over was[2]. Sinds 1962 was Mansfeld als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Instituut voor Antieke en Middeleeuwse Wijsbegeerte. In 1973 werd hij benoemd tot hoogleraar, een functie die hij aanvaardde met de rede: Theorie en empirie: filosofie en geneeskunst in de voorsokratische periode. Hij heeft zich ontpopt als een buitengewoon gedreven onderzoeker, een gedrevenheid die doorklonk in zijn colleges, wanneer die gingen over onderwerpen die verband hielden met zijn onderzoek, een gedrevenheid die ook na zijn pensionering niet is verminderd, en die geresulteerd heeft in een buitengewoon groot aantal publicaties, die vrijwel alle periodes van zijn vakgebied beslaan, inclusief de antieke geneeskunde. Op 8 maart 2001 hield hij zijn afscheidsrede onder de titel Platonische briefschrijverij.

Als hoogleraar antieke wijsbegeerte was hij de opvolger van de geheel anders in het leven staande Cornelia de Vogel. Mansfeld is wars van alle 'zweverige' interpretaties en staat een strikt historische interpretatie voor. Mansfeld heeft relatief weinig promovendi gehad, deels als gevolg van de opheffing van het instituut voor Klassieke Taal- en Letterkunde in Utrecht in de jaren 80, waardoor de stroom studenten die Grieks en Latijn lazen opdroogde.

Mansfeld is ook op bestuurlijk vlak actief geweest: in het begin van zijn carrière was hij gedurende twee jaar voorzitter van de Utrechtse Universiteitsraad, later is hij meer dan tien jaar decaan van de Utrechtse faculteit wijsbegeerte geweest. Ook landelijk was hij actief, onder andere als voorzitter van de Sectie Wijsbegeerte van de Academische Raad.

Mansfelds meest verspreide werk is de Reclam uitgave van Prescratische filosofen. In bondige en inhoudsrijke inleidingen worden de individuele filosofen belicht; daarna volgt een selectie van de Griekse fragmenten vergezeld van een Duitse vertaling.

Behalve enkele vertalingen in het Nederlands (Heraclitus, Zeno, Parmenides), recensies in Nederlandse kranten en tijdschriften, en de meer dan 100 artikelen voor K. Kuypers' Encyclopedie van de filosofie is het merendeel van Mansfelds werk zeer specialistisch. Jarenlang is hij samen met zijn leerlingen bezig geweest met het project om de Stoicorum Veterum Fragmenta (veelal aangeduid als SVF) van Hans von Arnim (1859-1931) te vernieuwen. Dit werk uit het begin van de 20e eeuw bevat alle toen bekende tekstfragmenten van de Oude Stoïcijnen, bijna 3000 in totaal, en dient als zodanig al 100 jaar als referentie. Het project bestond er niet alleen uit sindsdien ontdekte tekstfragmenten toe te voegen en al bekende tekstfragmenten aan nieuwere tekstedities te ontlenen, maar ook om de historische waarde (betrouwbaarheid van de bron, onderlinge afhankelijkheid van de diverse bronnen) van de fragmenten te bepalen. Dit project heeft geresulteerd in een aantal publicaties van hem en anderen, maar tot een nieuwe uitgave van alle fragmenten, zoals in de jaren 80 gepland, is het niet gekomen. Dientengevolge wordt met SVF nog steeds de uitgave van Von Arnim aangeduid.

Alhoewel men in het geval van Mansfeld dus niet goed van specialismen kan spreken, is hij in vakkringen wellicht toch het bekendst als specialist op het gebied van de "doxografie". Dit behelst de eeuwenlange transmissie van allerlei losse opvattingen aangaande de 'natuur', en waarvan Hermann Diels (1848-1922). in zijn Doxographi Graeci (1879) de 'stamboom' heeft geschetst, waarbij hij als belangrijke bron een verloren gegaan compendium van de (verder onbekende) auteur Aetius heeft aangewezen. Zoals Mansfeld op het gebied der Stoïcijnen het werk van Von Arnim hernieuwt, zo geldt dat op het gebied van de doxografie voor het werk van Hermann Diels. Samen met David T. Runia heeft hij in 5 delen 'Aëtiana' getracht niet alleen het werk van Aëtius geheel opnieuw te construeren[3], maar ook allerhande implicaties van deze doxografie op de interpretatie van antieke teksten onderzocht. Een auteur als Titus Lucretius Carus bijvoorbeeld noemt zelf als zijn bron Epicurus, maar blijkt ook probleemstellingen uit de doxografie te hebben overgenomen.

Zie ook Mansfelds artikel over de antieke doxografie (onder 'Externe links').

Onderscheidingen / lidmaatschappen

[bewerken | brontekst bewerken]

Mansfeld is lid van de redactie van wetenschappelijke tijdschriften en ook van genootschappen, zoals de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen.

In 1998 werd aan Mansfeld de Humboldt-Forschungspreis toegekend. De Alexander von Humboldt Stichting had hem deze prijs toegekend voor zijn gehele oeuvre, en zijn voortreffelijke prestaties in onderzoek en onderwijs. Deze Humboldt-prijs wordt slechts bij uitzondering toegekend aan onderzoekers uit de geesteswetenschappen.

In 2013 werd Mansfeld benoemd tot ereburger van Elea[4], de stad van Parmenides.

Bibliografie (belangrijkste publicaties in boekvorm)

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Die Offenbarung des Parmenides und die menschliche Welt. 1964.
  • The Pseudo-Hippocratic Tract Peri Hebdomadon, Ch. 1-11 and Greek Philosophy. 1971.
  • An Alexandrian Platonist Against Dualism: Alexander of Lycopolis' Treatise "Against the Doctrines of Manichaeus", translated with an introduction, notes, and index. (Samen met P. W. van der Horst.) 1975.
  • Heraclitus: Fragmenten, bezorgd, vertaald en toegelicht. (De derde uitgave van dit werk verscheen in 2006 onder de titel Aldus sprak Heraclitus, maar deze uitgave bevat niet langer de Griekse tekst.)
  • Die Vorsokratiker I. Milesier, Pythagoreer, Xenophanes, Heraklit, Parmenides. Reclams Universal-Bibliothek. 1983.
  • Die Vorsokratiker II. Zenon, Empedokles, Anaxagoras, Leukipp, Demokrit. Reclams Universal-Bibliothek. 1986. (Nieuwe uitgave van beide delen verscheen in 2011, waarin het hoofdstuk over Empdedocles van de hand van Oliver Primavesi is.)
  • Het leerdicht en de paradoxen. De fragmenten van Parmenides en Zeno, vertaald met inleiding en kommentaar. 1988.
  • Studies in Later Greek Philosophy and Gnosticism. 1989. (Verzamelbundel artikelen)
  • Studies in the Historiography of Greek Philosophy. 1990. (Verzamelbundel artikelen)
  • Heresiography in Context: Hippolytus' Elenchos as a Source for Greek Philosophy. 1992.
  • Prolegomena: Questions to Be Settled before the Study of an Author or a Text. 1994.
  • Prolegomena Mathematica : From Apollonius of Perga to the Late Neoplatonism, with an Appendix on Pappus and the History of Platonism. 1998.
  • Studies in early Greek philosophy: a collection of papers and one review 2018.
  • Aëtiana: The Method and Intellectual Context of a Doxographer, Volume I: the Sources. 1996. (Samen met David.T. Runia)
  • Aëtiana: The Method and Intellectual Context of a Doxographer, Volume II: The Compendium. 2009. (Samen met David.T. Runia)
  • Aëtiana: The Method and Intellectual Context of a Doxographer, Volume III: Studies in the Doxographical Traditions of Ancient Philosophy. 2009. (Samen met David.T. Runia)
  • Aëtiana: The Method and Intellectual Context of a Doxographer, Volume IV: Papers of the Melbourne Colloquium on Ancient Doxography, 2016. (Samen met David.T. Runia)
  • Aëtiana: The Method and Intellectual Context of a Doxographer, Volume V: An Edition of the Reconstructed Text of the Placita with a Commentary and a Collection of Related Texts. (Samen met David.T. Runia)

Vermelding verdienen tevens:

  • The Cambridge History of Hellenistic Philosophy, by Keimpe Algra, Jonathan Barnes, Jaap Mansfeld, Malcolm Schofield. 1999. Mansfeld is niet alleen mederedacteur maar heeft ook 2 bijdragen voor dit standaardwerk geschreven: Sources en Theology.
  • The Cambridge Companion to Early Greek philosophy, Edited by A.A. Long, 1999. Ook hierin heeft Mansfeld het hoofdstuk Sources voor zijn rekening genomen.

Zoals Mansfeld een bundel geredigeerd heeft voor zijn voorgangster:

  • Kephalaion. Studies in Greek philosophy and its continuation offered to C.J. de Vogel, ed. by J. Mansfeld & L.M. de Rijk. 1975. (Bundel aangeboden door Mansfeld aan zijn voorgangster.)

zo heeft Mansfelds opvolger hetzelfde gedaan voor hem:

  • Polyhistor. Studies in the History and Historiography of Ancient Philosophy, presented to Jaap Mansfeld on his 60th birthday. Keimpe Algra [Red.] 1996.

Minder bekend ten slotte is dat Mansfeld La cabale des dévots van Jean-François Revel vertaald heeft, in 1968 verschenen onder de titel De kongsie der vromen. De tweede druk verscheen in 1976 onder de titel Het komplot der vromen.

[bewerken | brontekst bewerken]
  1. Zie het interview van Erno Eskens met Mansfeld in het Filosofie Magazine, 1999-3.
  2. This paper is dedicated in gratitude to Jaap Mansf[i]eld for his book Die Offenbarung des Parmenides und die menschliche Welt. Zie: Karl Popper: How the Moon might throw some of her Light upon the two Ways of Parmenides (The Classical Quarterly, Volume XLII, No. 1, 1992; pp. 12-19).
  3. Diels's reconstruction of the doxographic tradition is in urgent need of revision (Preface to: Studies in the historiography of Greek Philosophy). Dat is deels omdat er sindsdien betere tekstedities zijn verschenen, maar ook omdat Diels in zijn baanbrekende werk ("a phenomenal achievement") niet voldoende onderkende, dat het in deze traditie geen vaststaande, in hoog aanzien staande teksten betrof, maar werken die verkort, samengevat of anderszins aangepast konden worden voor didactische of andere doeleinden. Diels' idee was verder om het geheel van deze opvattingen terug te leiden tot Aristoteles' leerling Theophrastus, maar hij heeft Aristoteles zelf hierbij te veel buiten beschouwing gelaten.
  4. Zie hier