Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij

Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij
Logo
Personen
Partijvoorzitter Piet J. Schmidt
Partijleider Henk Sneevliet
Geschiedenis
Opgericht 3 maart 1935
Opheffing 14 mei 1940
Algemene gegevens
Actief in Nederland
Hoofdkantoor Amsterdam
Aantal leden 3700
Richting links
Ideologie antistalinistisch communisme
Kleuren Rood
Internationale organisatie Internationale Communistische Liga
Portaal  Portaalicoon   Politiek

De Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP) was een Nederlandse anti-Stalinistische communistische politieke partij, ontstaan in 1935 als fusie van de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) en de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP).

De vroegste voorlopers van de RSAP waren de lokale Revolutionair-Socialistische Comités in o.a. Rotterdam, die in 1927 en '28 opgericht werden door dissidenten uit de CPH (de latere CPN), die hun partij verlieten na de machtsovername van Stalin in de Sovjet-Unie. Deze fuseerden in 1928 tot het Revolutionair-Socialistisch Verbond. Dit verbond richtte in februari 1929 samen met leden van de Socialistische Partij de RSP op, die onder leiding van Henk Sneevliet kwam te staan. De RSP werd in 1934 lid van de Internationale Communistische Liga (ICL) van Trotski en, net als de OSP, van het Internationaal Bureau der Links-Socialistische Partijen (Londens Bureau).

De RSP, net als de SP voor haar, had sterke banden met het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS), de radicaal-linkse vakcentrale waar Sneevliet secretaris van was. Het ledental bleef onder de duizend, maar de RSP wist bij de verkiezingen van 1933 wel één Kamerzetel te verwerven, die ingenomen werd door Sneevliet.

Vanaf 1933 werden fusiebesprekingen ingezet met de OSP, die het jaar daarvoor uit de SDAP was afgesplitst. Deze hadden pas in 1935 succes, waardoor de RSAP ontstond. In deze nieuwe partij, die zo'n 3700 leden telde, waren de oud-OSP'ers numeriek in de meerderheid, maar de oud-RSP'ers voerden ideologisch de boventoon. Eerste voorzitter van de RSAP was OSP-oprichter Piet J. Schmidt, secretaris werd Sneevliet.

Nog hetzelfde jaar trad een groep van 1400 oud-OSP'ers onder leiding van Frank van der Goes uit de RSAP. Dezen richtten de Bond van Revolutionaire Socialisten op. Aanleiding was het partijbesluit om de banden met het Londens Bureau te verbreken en die met de ICL aan te halen. In november 1936 werd Schmidt geroyeerd, waarna Sneevliet het voorzitterschap overnam.

Bij de Kamerverkiezingen van 1937 verloor de RSAP haar enige zetel. Ook vond in dat jaar een ideologische breuk tussen Sneevliet en Trotski plaats, waarna de trotskisten zich in november afscheidden als Groep van Bolsjewiki-Leninisten (GBL). De RSAP sloot zich niet aan bij de Vierde Internationale.

De RSP en RSAP streefden naar klassenstrijd en revolutie. Na de revolutie wilde de partij een radensocialisme vestigen. De partijen worden vaak beschouwd als een trotskistische partij, maar wegens ideologische meningsverschillen tussen Sneevliet en Trotski over de verhouding tussen partij en vakbond werd de RSAP geen lid van de in 1938 opgerichte Vierde Internationale.

Strijdpunten waren onder andere: grootschalige werkloosheidsbestrijding, een premievrije verzekering tegen werkloosheid, opheffing van alle censuur, amnestie voor politieke gevangenen en dienstweigeraars, afschaffing van het koningschap en van de Eerste Kamer, afschaffing van de krijgsmacht en bewapening van de arbeiders, volledige gelijkstelling van mannen en vrouwen, verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd en afschaffing van de geheime diplomatie.

Er moest verder een 6-urige werkdag komen, bescherming voor vrouwelijke en jeugdige arbeiders, een verbod op nachtarbeid, een minimumloon, een wettelijke vakantie en een premievrij staatspensioen op 55-jarige leeftijd. Krotten moesten worden opgeruimd en volkshuisvesting diende te worden bevorderd. Onderwijs moest tussen 6 en 16 jaar kosteloos worden.

Behalve typisch revolutionair-socialistische strijdpunten was ook de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië een belangrijk speerpunt. De RSAP steunde de muiterij op 'Hr. Ms. De Zeven Provinciën' in 1933.

Het electoraat van de RSAP bestond vooral uit intellectuelen en was geconcentreerd in de grote steden. In 1933 kreeg ze 48.405 stemmen, 20.000 daarvan werden in de gemeente Amsterdam behaald. Het ledental van de partij bedroeg enkele duizenden.

Marx-Lenin-Luxemburg-front

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie MLL-front voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De RSAP werd op 14 mei 1940 opgeheven, een dag voor de Nederlandse capitulatie. Zoals al in 1938 in het geheim was besloten, reorganiseerden zo'n 600 RSAP-leden zich als een ondergrondse organisatie met de naam Marx-Lenin-Luxemburg-front. Leiders van het MLL-front waren Sneevliet, Willem Dolleman en Abraham Menist.

Het front steunde de Februaristaking, werkte samen met De Vonk en gaf het blad Spartacus uit. Opmerkelijk aan het Front was dat het ook in contact probeerde te komen met Duitse soldaten die tegen de oorlog waren; voor andere verzetsbewegingen was dergelijk contact uit den boze. Binnen het front bleef politieke strijd gevoerd worden, vooral over het al dan niet steunen van de Sovjet-Unie, waartoe Trotski had opgeroepen. Sneevliet was hiertegen en zag de oorlog tussen USSR en nazi-Duitsland als een tussen twee imperialistische mogendheden.

Na de oorlog werd de RSAP niet heropgericht. Sneevliet en andere kopstukken waren in 1942 terechtgesteld.

Leninistische Jeugd Garde

[bewerken | brontekst bewerken]

De Leninistische Jeugd Garde (LJG) was een officieel onafhankelijke politieke jongerenorganisatie, die sterke banden met de RSAP onderhield. Alle LJG-leden van achttien jaar en ouder werden automatisch lid van de RSAP.

[bewerken | brontekst bewerken]