Resolutie 2095 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Resolutie 2095
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 14 maart 2013
Nr. vergadering 6934
Code S/RES/2095
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Libische Burgeroorlog
Beslissing Verlengde de UNSMIL-missie met 1 jaar.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2013
Permanente leden
Niet-permanente leden
De voormalige volkshal in Tripoli. Onder het Qadhafi-regime vonden hier de volkscongressen plaats. Tijdens de burgeroorlog in Libië is het gebouw in brand gestoken.
De voormalige volkshal in Tripoli. Onder het Qadhafi-regime vonden hier de volkscongressen plaats. Tijdens de burgeroorlog in Libië is het gebouw in brand gestoken.

Resolutie 2095 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de VN-Veiligheidsraad aangenomen op 14 maart 2013. De resolutie verlengde de VN-missie in Libië met een jaar en wijzigde het wapenembargo tegen dat land.[1]

Zie Opstand in Libië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Op 15 februari 2011 braken er in Libië — in navolging van andere Arabische landen — protesten uit tegen het autocratische regime van kolonel Moammar al-Qadhafi. Twee weken later had dit bewind de controle over een groot deel van Libië verloren na gewelddadige confrontaties tussen zijn aanhangers en tegenstanders. Later probeerde hij de bevolking nog te paaien met geld, maar het geweld bleef aanhouden en vele Libiërs vluchten de grenzen met Egypte en Tunesië over. Het merendeel van de internationale gemeenschap koos de zijde van de oppositie in Libië en overwoog sancties tegen het land. Die oppositie slaagde erin — met aanzienlijke luchtondersteuning van de NAVO — zowat het hele land te veroveren en ze vormde een tijdelijke overgangsraad om het te besturen. Na de dood van Qadhafi in oktober 2011 verklaarden de opstandelingen Libië bevrijd en begon de overgang naar een nieuw democratisch regime.

In oktober 2012 waren verkiezingen gehouden, en sedertdien werd gewerkt aan een democratisch staatsbestel. Veiligheid en het opstellen van een nieuwe grondwet waren de prioriteiten.

Het mandaat van de UNSMIL-ondersteuningsmissie in Libië werd met twaalf maanden verlengd. Deze missie begeleidde de overgang naar een democratisch bestel en assisteerde bij verkiezingen en het opstellen van een nieuwe grondwet.

Het wapenembargo dat middels resolutie 1970 tegen Libië was opgeworpen werd enigszins versoepeld, in die zin dat het sanctiecomité niet langer ingelicht hoefde te worden over de levering van militaire uitrusting, uitgezonderd wapens, aan de overheid, voor humanitaire hulp of ter bescherming. De Libische overheid werd wel aangespoord om haar wapens beter te beheren, onder meer met certificaten.

De bevriezing van banktegoeden werd eveneens verlengd, alsook het panel van experts dat het sanctiecomité hielp met het analyseren van informatie vanuit landen en het onderzoeken van schendingen.

Verwante resoluties

[bewerken | brontekst bewerken]